Uitspraak
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 7 februari 2024 ingekomen verzoek van:
[de vrouw] ,
[de man] ,
Procedure
- het verweerschrift, ingekomen op 22 april 2024, van de man;
- het aanvullend verzoekschrift, ingekomen op 25 juni 2024, van de vrouw;
- Het verweerschrift op aanvullende/zelfstandige verzoeken, ingekomen op 23 juli 2024, van de vrouw;
- het aanvullend c.q. gewijzigde verzoekschrift, ingekomen op 17 juni 2025, van de vrouw;
- Partijen zijn gehuwd op [datum] 2023 te [plaats 1] .
- Zij zijn de ouders van de volgende nog in leven zijnde minderjarige kinderen:
Verzoek en verweer
Beoordeling
afwikkeling van het huwelijksvermogensregimeuiteen wordt gezet. Gelet daarop is de verwachting dat het nog een langere tijd zal duren voordat de man over eigen woonruimte beschikt en het is niet in het belang van de kinderen als de man hen naar steeds wisselende woonruimte moet meenemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit in het dictum op te nemen omdat het verzoek van de vrouw tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning wordt afgewezen.
821
ZorgkortingDe rechtbank baseert de zorgkorting op de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling. De rechtbank gaat uit van een zorgkorting van 35% hanteren. De zorgkorting strekt in mindering op het hiervoor berekende aandeel (0,35 x € 1.620,- = afgerond € 567,-). De door de man te betalen bijdrage bedraagt dan € 232,- per maand (€ 799,- – € 567,-), geïndexeerd naar 2025 € 247,-.
Door indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding is deze gemeenschap ontbonden. Op grond van artikel 1:94 lid 2 en lid 7 BW bestaat de ontbonden huwelijksgemeenschap uit de goederen en schulden die voor het huwelijk reeds gemeenschappelijk waren en uit de goederen die tijdens het huwelijk (en voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) zijn verkregen dan wel schulden die tijdens het huwelijk (en voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) zijn aangegaan, voor zover deze niet betrekking hebben op goederen die buiten de wettelijke beperkte gemeenschap vallen.
Beslissing
stelt de volgende zorgregeling tussen de man en de kinderen vast: de ene week van donderdag tot dinsdag naar school en de andere week van maandag uit school tot dinsdag naar school;
stelt de verdeling van de vakantiedagen vast, inhoudende dat, ten aanzien van
- de kerstvakantie, met uitzondering van de kerstdagen: de kinderen in de even jaren de eerste week bij de vrouw zijn en de tweede week bij de man, waarbij deze verdeling in de oneven jaren wordt omgedraaid;
- Kerst: de kinderen in de even jaren van 24 december om 15.00 uur tot 25 december om 15.00 uur bij de man zijn, waarbij deze verdeling in de oneven jaren wordt omgedraaid;
- oud en nieuw: de kinderen in de even jaren vanaf oudejaarsdag om 15.00 uur bij de vrouw zijn, waarna de vrouw de kinderen op nieuwjaarsdag uiterlijk om 15.00 uur naar de man brengt, waarbij deze verdeling in de oneven jaren wordt omgedraaid;
- de vakanties van één week: de zorgregeling doorloopt;
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van heden een kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] [minderjarige 3] van € 247,- per maand, zijnde € 82,- per kind per maand, zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;