3.1.Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig. Eiser heeft geen oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven.Ook heeft eiser volgens verweerder onvoldoende documenten overgelegd en heeft hij daar geen goede verklaring voor.De verklaringen van eiser vormen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel.Verweerder vindt dat eiser mede op basis van bovenstaande niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.Omdat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig zijn bevonden, kan niet worden beoordeeld of eiser vrees heeft voor vluchtelingrechtelijke vervolgingen of hij reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser verweerder heeft misleid over zijn nationaliteit,eiser verklaringen heeft afgelegd die kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn,en eisers aanvraag een opvolgende aanvraag is, die niet niet-ontvankelijk is verklaard.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser voert aan dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is, onzorgvuldig tot stand is gekomen, en onvoldoende gemotiveerd is. Allereerst heeft eisers gemachtigde het voornemen niet ontvangen, waardoor eiser niet in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze in te dienen. Dit vormt een schending van het beginsel van hoor en wederhooren het recht op een eerlijke procedure. Verder had verweerder navraag moeten doen bij de Zweedse autoriteiten over zijn identiteit en nationaliteit. Eiser heeft verklaard dat hij in Zweden is geboren en is geadopteerd door Zweedse ouders. Er loopt nu een procedure over zijn adoptie of nationaliteitsstatus. Nu verweerder heeft nagelaten navraag te doen, is de besluitvorming in strijd met artikel 4, derde lid van de Kwalificatierichtlijn. Ook is de beschikking intern tegenstrijdig over het al dan niet opleggen van een nieuw terugkeerbesluit, en is er dus sprake van een motiveringsgebrek. Daarnaast kan verweerder niet stellen dat eiser moet terugkeren naar Marokko of Algerije. Er is geen diplomatieke bevestiging of herkomstvaststelling en op het Laissez-Passer dat door de Deense autoriteiten is gebruikt, staat dat eisers nationaliteit onbekend is. Verder is eiser herhaaldelijk uitgezet tussen lidstaten op grond van de Dublinverordening, zonder vrijwillige asielaanvraag in Nederland. Verweerder heeft nagelaten deze omstandigheden en de daaruit voortvloeiende juridische fuik bij de beoordeling te betrekken. Tot slot heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond, zeker gezien de complexiteit van eisers situatie en zijn langdurig verblijf in Europa. Verweerder heeft ten onrechte aangenomen dat eiser misleidende verklaringen heeft afgelegd. Eiser was juist open over het gebruik van andermans documenten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser kon afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Is het bestreden besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij niet in staat is gesteld een zienswijze in te dienen omdat het voornemen niet aan zijn gemachtigde was toegezonden. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechtbank verweerder in een bericht op deze beroepsgrond geattendeerd en heeft zij aangegeven dit op zitting te willen bespreken. In reactie op dit bericht heeft verweerder op 18 juni 2025 twee bijlages aan het dossier toegevoegd. Daaruit blijkt dat verweerder het voornemen van 1 april 2025, naast dat hij deze in het Portaal voor Advocaten beschikbaar heeft gesteld, ook per mail heeft verzonden naar het e-mailadres van de gemachtigde van eiser. Ter zitting heeft verweerder dit bevestigd. Eiser heeft dit niet weersproken. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het voornemen op de juiste wijze kenbaar is gemaakt. Er is daarom geen sprake van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor en het recht op een eerlijke procedure. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig mogen vinden. Eiser heeft geen documenten overgelegd waaruit zijn identiteit of nationaliteit blijkt. Volgens eiser heeft hij een Zweeds paspoort en identiteitskaart, maar heeft hij deze in Zweden achtergelaten. Verweerder mag vinden dat eiser geen goede verklaring heeft voor het ontbreken van de documenten en mag hem daarbij tegenwerpen dat hij sinds 2012 meerdere asielprocedures heeft doorlopen. Verweerder mag daarom van eiser verwachten dat hij op de hoogte is van het belang van het overleggen van identificerende documenten. Ook heeft verweerder mogen vinden dat eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser heeft wisselend verklaard over zijn paspoort en identiteitskaart. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiser gesteld dat deze zijn ingenomen door de Zweedse autoriteitenmaar tijdens het nader gehoor verklaart eiser dat hij de documenten niet heeft meegenomen omdat hij niet wist waar de documenten waren. Ook heeft eiser wisselend verklaard over zijn identiteit en nationaliteit. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiser verklaard dat zijn nationaliteit onbekend is, terwijl hij ook verklaart in Zweden te zijn geboren en opgegroeid. Eiser kan echter niet verklaren over de straat waar hij heeft gewoond of over zijn school.Daarnaast mag verweerder vinden dat van iemand die stelt in Zweden te zijn geboren, er naar school is gegaan en heeft gewerkt, verwacht mag worden dat die persoon beter Zweeds spreekt dan ‘een beetje’ zoals in het geval van eiser. Eiser heeft met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat hij uit Zweden afkomstig is. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder navraag had moeten doen bij de Zweedse autoriteiten over een gestelde lopende procedure over een adoptie of nationaliteitsstatus. Het is in eerste instantie aan eiser om zijn identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. Dit heeft hij niet gedaan. Eiser heeft bovendien op geen enkele wijze onderbouwd dat er sprake zou zijn van een dergelijke procedure in Zweden. De besluitvorming is dan ook niet in strijd met artikel 4, derde lid van de Kwalificatierichtlijn. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
8. De beroepsgrond dat eiser zich in een juridische fuik bevindt als gevolg van eerdere overplaatsingen op grond van de Dublinverordening, slaagt ook niet. Dat eiser herhaaldelijk is uitgezet door verschillende Europese landen op grond van de Dublinverordening, is voor zijn eigen risico nu eiser zich zelf naar die landen heeft begeven en in sommige daarvan asiel heeft aangevraagd. Daarnaast heeft verweerder ter zitting toegelicht dat eiser vrijwillig in Nederland asiel heeft aangevraagd. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Mocht verweerder de asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond?
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de asielaanvraag heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft alleen een beroepsgrond ingediend tegen één van de kennelijk ongegrond gronden. De overige twee gronden heeft eiser niet betwist, namelijk dat eiser verklaringen heeft afgelegd die als kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn beoordeeld en dat eisers aanvraag een opvolgende aanvraag is, die niet niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de afwijzing van de aanvraag als kennelijk ongegrond dan ook voldoende heeft onderbouwd. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
10. De rechtbank is het niet eens met eiser dat het terugkeerbesluit intern tegenstrijdig is. Uit de aanvullende beschikking volgt duidelijk dat verweerder ten onrechte in het besluit van 5 mei 2025 heeft opgenomen dat tegen hem een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd.Tegen eiser is immers al op 8 januari 2024 een terugkeerbesluit uitgevaardigd om terug te keren naar Algerije. Aanvullend op dat terugkeerbesluit overweegt verweerder in het besluit van 5 mei 2025 dat eiser dient terug te keren naar Algerije of Marokko. Dat verweerder in het aanvullende besluit verwijst naar een terugkeerbesluit is gezien het feit dat er al een terugkeerbesluit aan eiser is opgelegd niet onbegrijpelijk. Hieruit volgt geen tegenstrijdigheid. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
11. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder Marokko en Algerije als landen van terugkeer heeft mogen opnemen in het terugkeerbesluit. Uit jurisprudentie van de Afdelingvolgt dat niet is vereist dat de herkomst en nationaliteit van de vreemdeling zijn vastgesteld voordat een land in een terugkeerbesluit kan worden opgenomen.Wanneer een vreemdeling met verschillende derde landen banden heeft of aliassen heeft gebruikt, dan kan verweerder in het terugkeerbesluit meer landen van terugkeer opnemen.De beroepsgrond dat verweerder Marokko en Algerije niet had mogen opnemen zonder diplomatieke bevestiging of herkomstvaststelling, slaagt dan ook niet.