ECLI:NL:RBDHA:2025:13861

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL25.22608 en NL25.22610
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Russische partners in het kader van de Dublinverordening en de gevolgen van overdracht naar Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van twee Russische partners, eiseres en eiser, die asiel hebben aangevraagd in Nederland. De aanvragen zijn door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van hun aanvragen. Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij zij aanvoeren dat hun psychische situatie door de Spaanse autoriteiten ernstig is verslechterd en dat overdracht aan Spanje hen onevenredig hard zou treffen. De rechtbank oordeelt dat de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd zijn, met name ten aanzien van de vraag of de gestelde bijzondere, individuele omstandigheden van eisers zijn onderbouwd. De rechtbank vernietigt de besluiten van de minister en draagt deze op om nieuwe besluiten te nemen, waarbij de minister de psychische klachten van eisers en de gevolgen van een mogelijke overdracht naar Spanje in acht moet nemen. De rechtbank wijst ook op de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van eisers en de toegang tot zorg in Spanje. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.22608 en NL25.22610

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiseres] , V-nummer: [V-nummer 1] , eiseres, en

[naam eiser], V-nummer: [V-nummer 2] , eiser,
hierna tezamen te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. A.A.W.A. Vissers,
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

gemachtigde: mr. S. Imami.

Procesverloop

Bij besluiten van 19 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd (asielaanvragen) niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
De rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig, en tezamen met de verzoeken om voorlopige voorzieningen (zaaknummers: NL25.22609 en NL25.22611), op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de tolk
F. Ivanov en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1997 en heeft de Russische nationaliteit. Eiser is geboren op [geboortedatum 2] 2002 en heeft eveneens de Russische nationaliteit. Eisers zijn partners. Zij hebben op 11 februari 2025 asiel in Nederland aangevraagd.
1.2.
Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 22 januari 2024 in Spanje een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Op 28 maart 2025 heeft Nederland aan Spanje verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening). Spanje heeft dit terugnameverzoek in eerste instantie afgewezen, maar na een verzoek om ‘second opinion’ van Nederland heeft Spanje het terugnameverzoek op 25 april 2025 alsnog aanvaard.
1.3.
Uit naamsonderzoek op grond van artikel 34 van de Dublinverordening is gebleken dat ook eiseres in Spanje een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Op 8 april 2025 heeft Nederland aan Spanje verzocht om eiseres terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Spanje heeft dit terugnameverzoek op dezelfde dag aanvaard.
De bestreden besluiten
2. Met de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers met toepassing van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 niet in behandeling genomen, omdat Spanje op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Verweerder stelt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij overdracht aan Spanje een reëel risico lopen op een met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) en artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) strijdige behandeling.
Beroepsgronden
3. Eisers voeren aan dat verweerder in hun geval ten aanzien van Spanje niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eisers stellen dat er een groot risico is dat er in Spanje geen zorgvuldige beoordeling van hun asielaanvraag zal plaatsvinden en dat zij in Spanje geen opvang zullen krijgen, maar op straat terecht zullen komen. Eisers verwijzen in dit verband naar AIDA-rapport ‘Country Report: Spain 2024 Update’ van april 2025 en ‘Country Report: Dublin procedure’ van 12 mei 2025’. Eisers vrezen daarnaast dat zij bij overdracht aan Spanje eenzelfde slechte behandeling – waaronder detentie (in een isoleercel), lhbti-discriminatie en het afpakken van (hormoon)medicatie – zullen krijgen als bij hun eerdere verblijf in Spanje. Ook zal eiser in Spanje niet de mogelijkheid worden geboden om zijn eicellen te laten invriezen, hetgeen een inbreuk is op zijn privéleven als bedoeld in artikel 8 van EVRM. Eisers voeren verder aan dat zij, vanwege hun psychische klachten – waaronder genderdysforie, ernstige depressie, ptss en ernstige suïcidale gedachten – bijzonder kwetsbaar zijn en dat verweerder Spanje daarom om individuele garanties moet vragen. Dat heeft verweerder ten onrechte nagelaten. Voorts betogen eisers dat overdracht aan Spanje van een onevenredige hardheid getuigt. Doordat hen in Spanje lange tijd hormoonmedicatie is onthouden, is de genderdysforie toegenomen en is psychisch lijden veroorzaakt, wat zich onder meer heeft geuit in suïcidale gedachten. Uit de door eisers overgelegde medische stukken volgt verder dat een overdracht aan Spanje hun psychische situatie ernstig zal doen verslechteren. Tot slot betogen eisers dat gelet op hun psychische klachten de overdracht op zichzelf al een schending van artikel 4 van het Handvest zal opleveren. Verweerder heeft ten onrechte nagelaten het Bureau Medische Advisering (BMA) om medisch advies te vragen, zo stellen eisers.
Het oordeel van de rechtbank
Toetsing bestreden besluiten
4.1.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in verbinding met paragraaf C2/5, tweede gedachtestreepje (onder ‘discretionaire bepalingen’), van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) trekt verweerder een asielaanvraag onverplicht aan zich indien bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt.
4.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraken van 14 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3164, 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1860, 9 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:44, en 22 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2357, volgt dat omstandigheden die op onderwerpen zien die van betekenis zijn voor de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel niet (ook) van betekenis zijn voor de beoordeling of er zich bijzondere, individuele omstandigheden voordoen als bedoeld in paragraaf C2/5, tweede gedachtestreepje (onder ‘discretionaire bepalingen’), van de Vc. De door een vreemdeling ondervonden slechte behandeling in de verantwoordelijke lidstaat is een onderwerp dat van betekenis is voor de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Indien die ondervonden slechte behandeling door verweerder bij de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is betrokken en verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, kan die ondervonden slechte behandeling (en de vrees om bij overdracht opnieuw slecht te worden behandeld) op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt. Dat zou evenwel anders kunnen zijn als de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij door de slechte behandeling in de verantwoordelijke lidstaat psychische klachten heeft opgelopen en dat die klachten zullen terugkeren of verergeren bij overdracht aan die verantwoordelijke lidstaat (vgl. voormelde Afdelingsuitspraak van 9 januari 2025).
4.3.
Eisers stellen dat laatstgenoemde situatie zich in hun geval voordoet. Reeds in hun zienswijzen hebben zij een beroep gedaan op artikel 17 van de Dublinverordening. In dat kader hebben zij in hun zienswijzen (onder andere) naar voren gebracht dat de Spaanse autoriteiten hun hormoonmedicatie en antidepressiva hebben afgepakt en vervolgens maandenlang niet hebben verstrekt en dat zij daardoor extra getraumatiseerd zijn geraakt. Ter onderbouwing hiervan hebben zij in de besluitvormingsfase overgelegd:
- een usb-stick met uitgeschreven verklaringen (eiseres),
- drie Russischtalige recepten (eiseres),
- een Spaanstalige brief van het Rode Kruis van 15 februari 2024, met vertaling daarvan (eiseres),
- een Spaanstalige brief van Gregorio Maranon Hospital van 8 november 2024 (eiseres)
- een patiëntendossier over de periode van 21 februari 2025 tot en met 30 april 2025 (eiseres),
- Spaanstalige klinische verslagen van het ziekenhuis San Carlos van 25 juni 2024 en 24 september 2024 (eiser).
In de beroepsfase is verder nog een patiëntendossier van eiseres over de periode van 7 april 2025 tot en met 6 juni 2025 overgelegd en een patiëntendossier van eiser over de periode van 30 mei 2025 tot en met 6 juni 2025.
4.4.
Hoewel eisers dus in hun zienswijzen uitdrukkelijk een beroep hebben gedaan op artikel 17 van de Dublinverordening en er daarbij, onder verwijzing naar medische stukken, op hebben gewezen dat hun psychische situatie door toedoen van de Spaanse autoriteiten ernstig is verslechterd, ontbreekt in de bestreden besluiten een kenbare motivering ten aanzien van de vraag of deze gestelde omstandigheden zijn aan te merken als bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat hun overdracht aan Spanje van een onevenredige hardheid getuigt (paragraaf C2/5, tweede gedachtestreepje (onder ‘discretionaire bepalingen’), van de Vc). De bestreden besluiten hadden naar het oordeel van de rechtbank wel een kenbare motivering op dit punt moeten bevatten. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder dit ook – min of meer – erkend. Dit betekent dat de bestreden besluiten in zoverre een zorgvuldige voorbereiding en een motivering, laat staan een deugdelijke, missen.
Tussenconclusie
5. De beroepen zijn reeds vanwege het vorenstaande gegrond. De rechtbank zal de bestreden besluiten vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet hierop en op wat er hierna met betrekking tot de wijze van geschilbeslechting is overwogen, laat de rechtbank de overige beroepsgronden van eisers inhoudelijk onbesproken.
Geschilbeslechting
6. De rechtbank onderzoekt hierna de mogelijkheid van definitieve geschilbeslechting. In de eerste plaats beoordeelt zij of er aanleiding bestaat om, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, te bepalen dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand blijven. Hierbij betrekt de rechtbank, van de zijde van verweerder, hetgeen overigens in de bestreden besluiten is vermeld en de aanvullende motivering die verweerder ter zitting heeft gegeven en, van de zijde van eisers, al hetgeen zij hebben aangevoerd en overgelegd.
7. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat hun overdracht aan Spanje van een onevenredige hardheid getuigt. In dat verband heeft verweerder ter zitting gesteld dat eisers niet hebben onderbouwd dat hun hormoonmedicatie (en antidepressiva) is afgepakt, dat zij daarvan langdurig verstoken zijn geweest, dat zij door toedoen van de Spaanse autoriteiten psychische klachten hebben ontwikkeld en dat hun psychische klachten door overdracht aan Spanje zullen worden aangewakkerd. Verder heeft verweerder ter zitting toegelicht dat er gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag worden uitgegaan dat eisers in Spanje, indien nodig, medische zorg zullen krijgen en dat de medische zorg in Spanje vergelijkbaar is met die in Nederland.
8. Ten aanzien van deze door verweerder ter zitting gegeven aanvullende motivering overweegt de rechtbank als volgt.
8.1.
In de eerste plaats oordeelt de rechtbank dat verweerders ter zitting ingenomen standpunt dat eisers in Spanje de benodigde medische zorg zullen krijgen, betrekking heeft op de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en niet op de boordeling of er zich bijzondere, individuele omstandigheden voordoen die maken dat hun overdracht aan Spanje van een onevenredige hardheid getuigt.
8.2.
In de tweede plaats overweegt de rechtbank dat verweerders standpunt, zoals ter zitting toegelicht, dat eisers niet hebben onderbouwd dat zij door toedoen van de Spaanse autoriteiten langere tijd verstoken zijn geweest van hormoonmedicatie (en antidepressiva), dat zij daardoor psychische klachten hebben opgelopen en dat die psychische klachten door overdracht aan Spanje weer zullen terugkeren en/of verergeren, ‘te kort door de bocht’ is. Verweerder heeft dit standpunt ter zitting slechts summier en algemeen gemotiveerd, zonder daarbij concreet en inhoudelijk in te gaan op de diverse door eisers overgelegde medische stukken uit Rusland, Spanje en Nederland, die zowel afzonderlijk als in samenhang bezien dienen ter onderbouwing van de door eisers gegeven (mondelinge en schriftelijke) verklaringen. Dat had naar het oordeel van de rechtbank in dit specifieke geval wel gemoeten, nu de onderling consistente verklaringen van eisers over het afpakken van hun hormoonmedicatie (en antidepressiva) bij aankomst in Spanje en het vervolgens langere tijd niet verstrekt krijgen daarvan in meer of mindere mate steun vinden in de overgelegde stukken. Ook hun stellingen dat hun psychische klachten zijn verergerd doordat zij in Spanje langere tijd geen hormoonmedicatie verstrekt kregen en dat hun psychische klachten door een overdracht aan Spanje weer zullen terugkeren en/of toenemen vinden op zijn minst enigszins steun in de overgelegde stukken.
8.2.1.
Voor eiseres geldt meer specifiek het volgende. Eiseres heeft in haar uitgeschreven verklaringen op de usb-stick toegelicht dat haar hormoonmedicatie en antidepressiva bij aankomst in Spanje zijn afgenomen en dat zij lang heeft moeten wachten voordat zij een afspraak kreeg bij het ziekenhuis en haar hormoonmedicatie weer kreeg. Deze verklaring vindt in meer of mindere mate steun in de door eiseres overgelegde Russische recepten en de brief van Gregorio Maranon Hospital van 8 november 2024. Hoewel de recepten zijn opgesteld in het Russisch, kan daaruit wel worden afgeleid dat in Rusland aan eiseres Estradiol Valarate, zijnde een hormoonmedicijn, en Paroxetine, zijnde een antidepressivum, was voorgeschreven. En uit de brief van het Spaanse ziekenhuis van 8 november 2024 blijkt dat eiseres van augustus 2022 tot januari 2024 – zijnde het moment van aankomst van eiseres in Spanje – hormoonmedicatie heeft gebruikt en dat zij bij het ziekenhuis, afdeling endocrinologie, is gekomen om haar hormoontherapie te kunnen vervolgen. Verder geldt dat de stelling van eiseres dat zij door het afpakken en vervolgens langere tijd niet verstrekt krijgen van haar hormoonmedicatie psychische klachten heeft ontwikkeld, in enige mate steun vindt in de (vertaalde) brief van het Spaanse Rode Kruis van 15 februari 2024. Daarin is vermeld dat het psychische lijden van eiseres volgens haar te maken heeft met het feit dat ze geen hormoontherapie meer ondergaat sinds zij in Spanje is, waardoor haar genderdysforie toeneemt en zij suïcidale gedachten heeft door het onbehagen dat ze voelt bij het zien van haar lichaam. Daarop heeft de psychologische interventiedienst van het Rode Kruis besloten eiseres te verwijzen naar de Afdeling Mentale Gezondheidsdienst van het Ziekenhuis Infanta Leonor, waaruit valt af te leiden er daadwerkelijk sprake was van psychische klachten. Voorts geldt dat de stelling van eiseres dat haar psychische klachten bij overdracht aan Spanje zullen terugkeren en/of verergeren in enige mate steun vindt in haar Nederlandse patiëntendossier. Daaruit komt namelijk (onder meer) naar voren dat de mogelijkheid dat zij terug moet naar Spanje gevolgen heeft voor haar mentale gesteldheid, waardoor haar dosis antidepressivum is verhoogd, dat zij daardoor overstuur en gestrest is en dat zij zeer vreemd gedrag vertoont, waarbij ook wordt gedacht aan suïcidaliteit.
8.2.2.
Voor eiser geldt meer specifiek het volgende. Eiser heeft tijdens zijn Dublingehoor verklaard dat bij aankomst in Spanje zijn hormoonmedicatie en antidepressiva zijn afgenomen en dat hij een behoorlijke tijd heeft moeten wachten voordat hij naar de dokter kon en zijn hormoonmedicatie weer kreeg. Deze verklaring vindt in enige mate steun in het verslag van het ziekenhuis van San Carlos van 24 september 2024, waaruit volgt dat eiser voor het eerst in oktober 2024 een afspraak bij de endocrinoloog had in het kader van zijn transitie. Verder geldt dat het verslag van het ziekenhuis van San Carlos van 25 juni 2024 op zijn minst enige steun biedt aan eisers stelling dat hij door het afpakken van zijn hormoonmedicatie en het vervolgens langere tijd niet verstrekt krijgen daarvan psychische klachten heeft ontwikkeld. Uit dat verslag is op te maken dat eiser in Rusland is gediagnosticeerd met een depressie en stressstoornis, welke aandoeningen mede hun oorzaak vinden in (de situatie rondom) zijn transseksualiteit, en dat die psychische aandoeningen in Spanje tot uiting zijn gekomen in de vorm van emotionele instabiliteit, stemmingswisselingen, angsten en suïcidale gedachten. Voorts geldt dat de stelling van eiser dat zijn psychische klachten bij overdracht aan Spanje zullen terugkeren en/of verergeren in enige mate steun vindt in zijn Nederlandse patiëntendossier. Daaruit komt namelijk naar voren dat hij angst en stress ervaart door zijn mogelijke terugkeer naar Spanje. Verder blijkt uit het berichtenverkeer tussen eiser en zijn gemachtigde dat een terugkeer naar Spanje suïcidale gedachten bij eiser aanwakkert.
8.2.3.
Door de hiervoor vermelde stukken die eisers hebben overgelegd niet op vorenstaande wijze in onderling verband en samenhang met elkaar en met de onderling consistente verklaringen van eisers te bezien, berust het door verweerder ter zitting ingenomen standpunt dat eisers niet hebben onderbouwd, en dus niet aannemelijk hebben gemaakt, dat een situatie als bedoeld in overweging 4.2, laatste volzin, zich voordoet niet op een zorgvuldige voorbereiding en evenmin op een deugdelijke motivering.
8.2.4.
De rechtbank merkt verder nog op dat verweerder in de bestreden besluiten, in het kader van de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ook het standpunt heeft ingenomen dat eisers niet hebben onderbouwd dat hun medicatie bij aankomst in Spanje is afgepakt. Verweerder is daarbij echter niet ingegaan op de wél door eisers overgelegde stukken en heeft dus niet gemotiveerd waarom die stukken op dit punt ontoereikend zijn en heeft evenmin toegelicht welke stukken er op dit punt dan nog meer van eisers kunnen worden verlangd. Dit standpunt van verweerder in de bestreden besluiten berust daarom niet op een deugdelijke motivering. Verder merkt de rechtbank nog op dat verweerder in de bestreden besluiten wel in het kader van de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is ingegaan op de door eisers overgelegde medische stukken uit Spanje, maar niet in het kader van de beoordeling of er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht van een onevenredige hardheid getuigt. Dit betreft echter een wezenlijk andere beoordeling dan de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
8.3.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat verweerder ter zitting niet alsnog deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht van eisers aan Spanje van een onevenredige hardheid getuigt (zoals bedoeld in paragraaf C2/5, tweede gedachtestreepje (onder ‘discretionaire bepalingen’), van de Vc). Met zijn ter zitting gegeven aanvullende motivering heeft verweerder de gebreken in de bestreden besluiten dan ook niet hersteld.
Eindconclusie
9. Uit het voorgaande volgt dat er geen mogelijkheid bestaat om de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, in stand te laten. De rechtbank ziet ook geen mogelijkheid om, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf in de zaken te voorzien, nu het aan verweerder is en (vooralsnog) blijft om te beoordelen en te motiveren waarom hij wel of geen gebruik maakt van zijn discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening in verbinding met paragraaf C2/5, tweede gedachtestreepje (onder ‘discretionaire bepalingen’), van de Vc. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat dit, gelet op de aard van de gebreken en de wijze waarop die moeten worden hersteld, naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zal inhouden. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, nieuw besluiten te nemen. Indien verweerder de asielaanvragen van eisers opnieuw niet in behandeling wil nemen, dient hij in zijn nieuw te nemen besluiten in ieder geval deugdelijk te motiveren dat en waarom eisers met de overgelegde stukken, in samenhang bezien, niet aannemelijk hebben gemaakt dat er zich een situatie als bedoeld in overweging 4.2, laatste volzin, voordoet. Daarnaast dient verweerder in zijn nieuw te nemen besluiten in te gaan op wat eisers in beroep hebben aangevoerd ten aanzien van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, meer specifiek op de thema’s: toegang tot de asielprocedure, toegang tot opvang, toegang tot medische zorg, lhtbi-discriminatie en detentie. De rechtbank geeft verweerder hierbij mee om zijn beoordeling in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel overzichtelijker (lees: minder gefragmenteerd) op te schrijven dan in de bestreden besluiten is gedaan.
10. Omdat de beroepen gegrond zijn, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift in de zaak van eiser, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift in de zaak van eiseres en 1 punt voor het verschijnen ter zitting voor beide zaken, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen op de asielaanvragen van eisers, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.