ECLI:NL:RBDHA:2025:13985
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijf bij partner wegens ontbreken mvv en geen vrijstelling
In deze zaak heeft eiseres op 16 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor verblijf bij haar echtgenoot, de heer [referent]. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 1 februari 2024 afgewezen, omdat eiseres niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 9 december 2024 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 9 juli 2025 heeft behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen strijd is met artikel 8 van het EVRM, dat het belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan het belang van eiseres bij het uitoefenen van haar gezinsleven in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er objectieve belemmeringen zijn voor het tijdelijk uitoefenen van het gezinsleven in Marokko. De rechtbank heeft ook overwogen dat de minister niet ten onrechte heeft meegewogen dat eiseres relatief kort in Nederland verblijft en dat zij weinig banden heeft met Nederland. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de benodigde zorg voor referent kan worden voortgezet door professionele zorgverleners, en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar aanwezigheid medisch vereist is. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over de hardheidsclausule en het discriminatieverbod verworpen, en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag voor verblijf niet in strijd is met het recht.