ECLI:NL:RBDHA:2025:14220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
NL25.25564 (beroep) en NL25.25565 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en voorlopige voorziening van Nigeriaanse eiser met homoseksuele gerichtheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2025, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, die homoseksueel is, heeft op 15 mei 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, na eerdere aanvragen die niet in behandeling zijn genomen. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid en de problemen met de Aje beweging in Nigeria ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft de zaak op 10 juli 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing deugdelijk heeft gemotiveerd en dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van de minister niet in strijd is met het Unierecht. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.25564 (beroep) en NL25.25565 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

(gemachtigde: mr. N. Birrou),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. E de Jong).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 15 mei 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 juni 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1984 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. De eerste asielaanvragen van eiser in 2019 en 2020 in Nederland zijn niet in behandeling genomen vanwege een Dublin-claim op Italië. Eisers beroepen hiertegen zijn ongegrond verklaard. Op 8 december 2020 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan deze aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij ruzie en problemen met zijn oom heeft en is bekeerd tot het christendom in 2014. Verweerder heeft eisers identiteit geloofwaardig gevonden, maar zijn problemen met zijn oom en de bekering tot het christendom niet geloofwaardig gevonden en heeft om die reden eisers asielaanvraag afgewezen op 12 oktober 2021. Dit besluit staat in rechte vast.
Eiser heeft vervolgens op 11 mei 2025 een nieuwe asielaanvraag ingediend. Eiser heeft deze aanvraag ingetrokken op 14 mei 2025.
Op 15 mei 2025 heeft eiser zijn huidige asielaanvraag ingediend. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en problemen ondervindt van de Aje beweging in Nigeria.
3. Volgens verweerder bestaat eisers asielrelaas uit de volgende asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst (ook wel het eerste asielmotief);
  • de problemen vanwege zijn seksuele gerichtheid (ook wel het tweede asielmotief);
  • de problemen met de Aje (ook wel het derde asielmotief).
3.1.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig gevonden. Verweerder acht zowel eisers problemen vanwege zijn seksuele gerichtheid als de problemen met de Aje ongeloofwaardig. Zo heeft eiser zijn verklaringen ten aanzien van deze asielmotieven niet onderbouwd met objectieve documenten, vormen zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel [1] en kan eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig worden beschouwd, omdat eisers gedragingen niet wijzen op een oprechte noodzaak voor een asielaanvraag. [2] Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [3] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [4] Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser verklaringen heeft afgelegd die kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn [5] , eiser zijn aanvraag enkel heeft ingediend om zijn uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen [6] en eisers aanvraag een opvolgende aanvraag is, die niet niet-ontvankelijk is verklaard. [7] Tot slot is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser verzoekt om hetgeen in de zienswijze naar voren is gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen. Ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling hanteert verweerder een te formele benadering. Verweerder legt in strijd met Europese jurisprudentie ten onrechte de bewijslast volledig bij eiser, terwijl hij coherente en plausibele verklaringen heeft afgelegd. Eiser is bijzonder kwetsbaar nu hij homoseksueel is, te maken heeft met een religieus conflict en slachtoffer van eerwraak is geworden. Als hij moet terugkeren naar Nigeria, loopt hij het risico op schending van artikel 3 van het EVRM. [8] Verweerder heeft verder de aanvraag ten onrechte afgedaan als kennelijk ongegrond. Ten slotte heeft verweerder ondeugdelijk gemotiveerd waarom de vreemdelingenbewaring wordt voortgezet.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
Herhaald en ingelast
6. Voor zover eiser in beroep verwijst naar zijn standpunten uit de zienswijze en deze herhaalt, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Verweerder heeft op deze standpunten immers in de besluitvorming gemotiveerd gereageerd en eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom deze motivering niet juist is, hetgeen wel op zijn weg had gelegen.
De geloofwaardigheidsbeoordeling
7. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft op 6 maart 2025 uitspraak gedaan over de nieuwe werkwijze van verweerder voor de geloofwaardigheidsbeoordeling. [9] Uit deze uitspraak volgt dat de nieuwe werkwijze geen verhoogde bewijsmaatstaf bevat die in strijd is met het Unierecht. Wel moet verweerder alle omstandigheden in een specifiek geval altijd in samenhang beoordelen om tot een conclusie over de geloofwaardigheid te komen. De cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vw kunnen dus niet als strikte checklist worden getoetst door verweerder. Eisers beroepsgrond dat de werkwijze van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling op zichzelf in strijd is met het Unierecht en verweerder de beantwoording van de prejudiciële vragen [10] had moeten afwachten voordat hij op de asielaanvraag had besloten, slaagt dus niet.
7.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in deze zaak deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig vindt. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Zo heeft eiser tegenstrijdig verklaard over hoe hij achter zijn seksuele gerichtheid kwam en over wanneer hij zijn eerste seksuele contact met een man had. Ook heeft eiser oppervlakkig verklaard over zijn religie in combinatie met zijn seksualiteit en over zijn gevoelens met betrekking tot de situatie in Nigeria. Verder verklaart eiser algemeen en oppervlakkig over zijn relaties met meneer [naam 1] en [naam 2] . Daarnaast weet eiser vrijwel niets over de situatie van de LHBTI-gemeenschap in Nederland. Eisers andere verklaringen geven verweerder ook geen reden om tot een ander oordeel te komen en ook zijn eisers problemen met zijn oom ongeloofwaardig. Verder heeft verweerder de problemen met de Aje beweging niet geloofwaardig bevonden. Hieraan ligt ten grondslag dat eiser onlogisch heeft verklaard over waarom hij bij deze groepering terecht is gekomen, oppervlakkig en algemeen over zijn inwijding heeft verklaard, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij momenteel gezocht wordt, de reden voor zijn toetreding bij de Aje beweging niet geloofwaardig is en hij niet eerder heeft verteld over deze beweging. Eiser heeft deze tegenwerpingen in beroep niet bestreden, anders dan dat hij stelt dat hij coherente en plausibele verklaringen heeft afgelegd. Gezien het voorgaande volgt de rechtbank eiser hier niet in.
7.2.
De beroepsgrond van eiser dat verweerder een te hoge bewijslast hanteert voor eiser, slaagt niet. Verweerder heeft niet alleen van eiser verwacht dat hij zijn aanvraag met objectieve bewijsstukken staafde, maar heeft het geheel van eisers verklaringen ook inhoudelijk beoordeeld. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen over eisers verklaringen, hoefde verweerder, niet ondanks het ontbreken van objectieve documenten aan eiser het voordeel van de twijfel te geven.
Risico bij terugkeer
8. Omdat verweerder de gestelde problemen met betrekking tot zijn homoseksualiteit en de Aje beweging op goede gronden ongeloofwaardig heeft geacht, hoefde verweerder niet aan te nemen dat eiser bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt. Het niet onderbouwde betoog van eiser dat hij toch risico loopt omdat hij homoseksueel is, te maken heeft met een religieus conflict en slachtoffer van eerwraak is geweest, slaagt daarom niet.
Kennelijk ongegrond
9. Verweerder mocht eisers aanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond, alleen al omdat de aanvraag van eiser een opvolgende aanvraag is die niet niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser heeft in beroep niet onderbouwd bestreden dat verweerder ten onrechte deze grondslag heeft toegepast. De andere grondslagen voor de kennelijk ongegrondverklaring behoeven daarom geen bespreking.
De vreemdelingenbewaring
10. Anders dan eiser betoogt, kan de rechtbank in deze procedure niet over de rechtmatigheid van de bewaring oordelen. De hoogste bestuursrechter heeft namelijk geoordeeld dat een afwijzend asielbesluit niet van invloed is op de rechtmatigheid van de grensdetentie. [11] De eventuele onrechtmatigheid van de grensdetentie moet in een daarvoor bestemde procedure aan de orde worden gesteld.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond.
12. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
13. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 31, zesde lid, onder e, van de Vw.
3.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, onder e van de Vw.
6.Artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, onder f van de Vw.
7.Artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, onder g van de Vw.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9.Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3440.
10.Zie de verwijzingsuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 7 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:136.
11.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1646.