In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 16 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft betoogd dat de minister niet langer kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Roemenië. Eiser verwijst naar een AIDA-rapport van mei 2023, waarin wordt gesteld dat de hygiënische omstandigheden in de opvang ontoereikend zijn en dat er onvoldoende personeel en voedselvoorziening is. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie in Roemenië wezenlijk anders is dan eerder is vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank stelt vast dat de minister op basis van artikel 17 van de Dublinverordening discretionaire bevoegdheid heeft om een asielaanvraag in behandeling te nemen, maar dat deze bevoegdheid terughoudend moet worden toegepast. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die een uitzondering op het interstatelijk vertrouwensbeginsel rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de asielaanvraag terecht niet in behandeling is genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.