ECLI:NL:RBDHA:2025:14579

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
24/5863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken procesbelang in Wmo 2015 zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor informele begeleiding, maar het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen. De rechtbank behandelt de vraag of eiseres nog procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, nu de periode waarvoor de aanvraag was gedaan inmiddels is verstreken.

Eiseres, die bekend is met psychische klachten, had eerder een maatwerkvoorziening voor begeleiding ontvangen, maar wenste deze te wijzigen naar een pgb om ondersteuning van haar broer in te kopen. Het college oordeelde echter dat professionele en gespecialiseerde ondersteuning noodzakelijk was en dat de hulp van haar broer niet toereikend was. Eiseres voerde aan dat het college onvoldoende had onderbouwd dat de ondersteuning van haar broer niet voldeed, maar de rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang meer is, omdat de periode waarvoor de aanvraag was gedaan al is verstreken en er geen financiële schade is aangetoond.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is vanwege het ontbreken van procesbelang. Dit betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld en eiseres geen griffierecht terugkrijgt of vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder dit aanwezig kan zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5863

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.S.J. de Korte),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: J.A. Bogaards).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 13 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is het college onder aanvulling van de motivering bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. H.S. Huisman, waarnemend advocaat namens de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Wat aan de procedure vooraf ging

2. Eiseres is bekend met psychische klachten. Als gevolg hiervan ervaart zij beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie. Voor het college zijn deze klachten aanleiding geweest om eiseres met het besluit van 3 november 2022 voor de periode van 1 november 2022 tot en met 31 december 2024 een maatwerkvoorziening in de vorm van begeleiding van Middin bij het sociaal en persoonlijk functioneren met de intensiteit basis in de vorm van zorg in natura toe te kennen. Op 27 april 2023 heeft eiseres zich bij het college gemeld om de lopende maatwerkvoorziening te wijzigen in een pgb. In het advies van 7 september 2023, zoals aangevuld op 8 november 2023 na afronding van een onderzoek van Veilig Thuis, heeft het college eiseres geadviseerd om geen aanvraag voor een pgb in te dienen. Dit omdat eiseres met het pgb ondersteuning bij haar broer wil inkopen, maar het college vanwege de belemmeringen en beperkingen van eiseres professionele en gespecialiseerde ondersteuning noodzakelijk acht. Tegen het advies van het college in, heeft eiseres op 10 november 2023 een aanvraag om een informeel pgb ingediend.
2.1.
Met het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij bestreden besluit, heeft het college de aanvraag van eiseres afgewezen. Het college legt daaraan ten grondslag dat eiseres begeleiding bij het sociaal en persoonlijk functioneren nodig heeft. Eiseres wenst de benodigde ondersteuning bij haar broer in te kopen, maar dit wordt onvoldoende compenserend geacht. Het college acht professionele en gespecialiseerde ondersteuning noodzakelijk om in eiseres haar ondersteuningsbehoefte te voorzien. Niet is gebleken dat de kwaliteit van de hulp van de broer van eiseres passend en toereikend is. Daarbij betrekt het college dat hij zijn opleiding “Persoonlijk begeleider maatschappelijke zorg” nog niet heeft afgerond.
3. Eiseres voert aan dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat de ondersteuning die haar jongere broer biedt niet toereikend is. Hij kan de ondersteuning die eiseres nodig heeft wel bieden. Inmiddels heeft hij zijn opleiding met goed gevolg afgerond. Verder had het college twijfels over de kwalificaties van de broer aan haar moeten voorleggen. Het bijna afgerond zijn van zijn opleiding en de overgelegde beschrijvingen van zijn stages sluiten niet uit dat hij toereikende kwalificaties heeft.

Beoordeling door de rechtbank

4. De te beoordelen periode betreft 10 november 2023 (datum aanvraag) tot en met 28 mei 2024 (datum van het bestreden besluit).
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres vanwege haar beperkingen is aangewezen op begeleiding bij het sociaal en persoonlijk functioneren op grond van de Wmo 2015.
4.2.
De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Het volgende is daarbij van belang.
4.3.
Het is vaste rechtspraak [1] dat pas sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade als gevolg van de besluitvorming is geleden.
4.4.
Het geschil betreft de beoordeling van een reeds verstreken periode. Eiseres kan niet met terugwerkende kracht zorg inkopen bij haar jongere broer [broer] . Van financiële ‘schade’ is niet gebleken nu eiseres niet heeft gesteld dat zij haar broer heeft betaald voor de verleende zorg en hulp en/of dat zij extra ondersteuning heeft ingekocht.
4.5
Eiseres heeft zich ter zitting desgevraagd op het standpunt gesteld dat zij wel procesbelang heeft omdat een inhoudelijke beoordeling van het beroep van belang is voor een mogelijk toekomstige aanvraag om een pgb voor begeleiding individueel informeel. Zij stelt dat er sprake is van tunnelvisie bij het college en dat bij toekomstige besluiten steeds terugverwezen zal worden naar het bestreden besluit.
4.6
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht onvoldoende aanleiding om te oordelen dat er thans een procesbelang is. Voor het standpunt van eiseres dat sprake is van tunnelvisie, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. Dat een nieuwe melding in januari 2025 wederom heeft geleid tot een negatief WMO-advies (van 26 februari 2025), betekent niet dat reeds daarom sprake is van tunnelvisie. Daarbij komt dat in dat WMO-advies niet is verwezen naar het eerdere WMO-advies of het bestreden besluit. Bij een eventuele nieuwe aanvraag zal een nieuwe beoordeling worden verricht op basis van de dan aan de orde zijnde feiten en omstandigheden, zoals de inmiddels afgeronde opleiding ‘Persoonlijk begeleider maatschappelijke zorg’ van de jongere broer van eiseres. De rechtbank merkt ten overvloede op dat tevens de geadviseerde zorgintensiteit is gewijzigd. In het WMO-advies van 26 februari 2025 is een maatwerkvoorziening voor zorg in natura voor sociaal en persoonlijk functioneren met de intensiteit plus geadviseerd terwijl dat voorheen intensiteit basis was. Dit betekent dat ook in zoverre kennelijk sprake is van gewijzigde omstandigheden waarmee bij een volgende aanvraag rekening dient te worden gehouden. Tot slot merkt de rechtbank op dat het vaste rechtspraak is dat in het verkrijgen van een proceskostenveroordeling op zichzelf geen procesbelang is gelegen. [2]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang. Dat betekent dat het beroep niet inhoudelijk beoordeeld wordt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meessen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2025.
- De griffier is verhinderd
om te ondertekenen -
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:887.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1394.