ECLI:NL:RBDHA:2025:1460
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op de aanvraag van eiser 1 voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij eiser 2, die als referent fungeert. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 5 februari 2025 uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers hebben op 6 september 2023 de aanvraag ingediend, en de minister had uiterlijk op 5 maart 2024 moeten beslissen. Aangezien dit niet is gebeurd, is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank stelt vast dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 187. De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt eisers de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.