ECLI:NL:RBDHA:2025:14667
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid en hoogte van de kostenverhaalbeschikking na bestuursdwang voor het wegslepen van een pleziervaartuig
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van Gedeputeerde staten van Zuid-Holland. De eiser had een kostenverhaalsbeschikking ontvangen na het wegslepen van zijn pleziervaartuig, dat zonder vergunning was afgemeerd in een provinciale vaarweg. De rechtbank oordeelde dat de last onder bestuursdwang op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die tot matiging van de kostenverhaalsbeschikking zouden moeten leiden. De rechtbank concludeerde dat de kosten voldoende gespecificeerd waren door verweerder en dat eiser niet had aangetoond dat de kosten onredelijk hoog waren. Eiser had ook geen bewijs geleverd voor zijn financiële situatie die zou kunnen leiden tot een uitzondering op het kostenverhaal. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser de kosten van bestuursdwang moet betalen en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt. De rechtbank gaf wel aan dat verweerder met eiser een betalingsregeling kan overwegen.