In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Guinese man, een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak op 22 juli 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van LGBT Asylum Support en Vluchtelingen in de Knel.
Eiser stelt homoseksueel te zijn en voert aan dat hij niet terug kan naar Guinee vanwege zijn seksuele gerichtheid. Dit is de vierde keer dat hij deze motieven aanvoert in een asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister het eerste asielmotief, namelijk identiteit en nationaliteit, geloofwaardig achtte, maar het tweede motief, de seksuele gerichtheid, niet. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende nieuwe of gewijzigde feiten heeft aangedragen die zijn huidige aanvraag ondersteunen, en dat zijn verklaringen niet wezenlijk verschillen van eerdere aanvragen.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt wat er sinds zijn vorige aanvragen is veranderd, en de rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de beoordeling van de minister. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.