ECLI:NL:RBDHA:2025:14944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.19701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 8 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 23 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat Slowakije verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft niet aangetoond dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure of opvang in Slowakije die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen. De rechtbank stelt vast dat Nederland een verzoek om overname aan Slowakije heeft gedaan, dat is aanvaard. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn rechten in Slowakije in gevaar zijn, en zijn vrees voor pushbacks en discriminatie is niet onderbouwd.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Slowakije onevenredig hard zou zijn. Het beroep wordt afgewezen, en de rechtbank verklaart het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19701

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 april 2025 niet in behandeling genomen omdat Slowakije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Slowakije een verzoek om overname gedaan. Slowakije heeft dit verzoek aanvaard. [3]
Mag de minister voor Slowakije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat de minister er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet mogelijk is.
5. Eiser betoogt in dit verband dat hij tijdens zijn verblijf in Slowakije is gediscrimineerd en dat hij geen adequate opvang heeft gehad. De autoriteiten verwezen hem naar een vervallen hotel. Ook is de asielprocedure in Slowakije vanwege een gebrek aan gefinancierde rechtsbijstand onzorgvuldig, omdat eiser in Slowakije geen bijstand van een advocaat heeft gehad. Daarnaast vreest eiser dat hij bij terugkeer naar Slowakije wordt onderworpen aan pushbacks. Dat de minister stelt dat eiser als Dublinclaimant gereguleerd aan Slowakije wordt overgedragen, doet daar niet aan af. Daarmee zijn er volgens eiser zodanige tekortkomingen in de asielprocedure of de opvangvoorzieningen, dat die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Eiser zal bovendien op straat worden gezet, waardoor sprake is van vergaande materiële deprivatie in de zin van het arrest Jawo. [4]
6. Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat als uitgangspunt geldt dat ten aanzien van Slowakije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [5] Eiser heeft niet met documenten of verklaringen aannemelijk gemaakt dat in Slowakije sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en in de opvangvoorzieningen. De rechtbank legt dit hieronder verder uit.
6.1.
In de eerste plaats is eiser Slowakije legaal ingereisd met een visum. Hij heeft geen asielaanvraag gedaan en heeft dus ook geen ervaringen met de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Slowakije. Reeds daarom heeft de minister aan eisers verklaringen over de opvang geen verdere betekenis hoeven toe te kennen dan hij heeft gedaan. Eiser heeft verder niet met stukken onderbouwd dat de opvang in Slowakije in zijn algemeenheid niet voldoet. Dat eiser stelt te zijn gediscrimineerd, betekent evenmin dat niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft dit ook niet onderbouwd. Ook eisers vrees voor een pushback is niet onderbouwd. Daarbij stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiser als Dublinclaimant wordt overgedragen en (dus) Slowakije gereguleerd zal inreizen. De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn betoog dat de Slowaakse asielprocedure gebrekkig is vanwege het ontbreken van gefinancierde rechtsbijstand. In de eerste plaats heeft eiser dit betoog niet nader gemotiveerd of met stukken onderbouwd. Bovendien volgt uit de Procedurerichtlijn dat een lidstaat niet verplicht is tot het verstrekken van kosteloze rechtsbijstand in de bestuurlijke fase en dat er voorwaarden mogen worden gesteld aan het recht op kosteloze rechtsbijstand in beroep.
6.2.
Voor wat betreft eisers vrees dat hij bij terugkeer naar Slowakije een reëel risico loopt op indirect refoulement door een gedwongen uitzet naar zijn land van herkomst, stelt de minister zich terecht op het standpunt dat uit het arrest van het Hof van Justitie van 30 november 2023 [6] en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 juni 2024 [7] , volgt dat binnen de kaders van de Dublinprocedure niet beoordeeld kan worden of een vreemdeling bij overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat een reëel risico loopt op indirect refoulement.
Tussenconclusie
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich gelet op bovenstaande overwegingen terecht op het standpunt dat er, ook in het specifieke geval van eiser, voor Slowakije kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.
Moet de minister de aanvraag onverplicht in behandeling nemen?
7. Eiser betoogt dat Slowakije zich niet houdt aan zijn verdragsverplichtingen. Daarom kan voor Slowakije niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan, wat maakt dat de minister de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling moet nemen. Slowakije weigert namelijk om eiser adequate bescherming te bieden.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden, waardoor overdracht aan Slowakije van onevenredige hardheid getuigt. Daar komt bij dat eiser als bijzondere omstandigheid noemt dat Slowakije zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Dit is echter al beoordeeld bij de vraag of voor Slowakije kan en mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Onder verwijzing naar rechtsoverweging 6 en 6.1. oordeelt de rechtbank dat dit het geval is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening.
4.HvJ van 19 maart 2019, arrest Jawo, ECLI:EU:C:2019:218.
5.Vergelijk rb. Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 7 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:17374.
6.HvJ van 30 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934.
7.ABRvS van 12 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2359.