Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1 april 2025 aanvaard.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 augustus 2025, wordt het beroep van een eiser van Jordaanse nationaliteit tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 7 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat de beroepsgronden van de eiser niet voldoende zijn om de beslissing van de minister te weerleggen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en stelt vast dat de minister de bezwaren van de eiser in de motivering van het bestreden besluit heeft meegenomen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de asielprocedure in Spanje zodanige tekortkomingen vertoont dat de eiser een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met mensenrechten. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en stelt dat de eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.