ECLI:NL:RBDHA:2025:1533
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij referent
Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij haar referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder, niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, die op 17 januari 2024 was ingediend. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen was verstreken, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is. Eiseres had verweerder op 31 juli 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld, en het beroep is op 11 november 2024 ingesteld, wat tijdig was.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat verweerder binnen een termijn van acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres heeft recht op de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die zijn vastgesteld op € 1.442, en verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 187.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en eiseres geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.