Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn ouders en broers en zus. De aanvraag is ingediend op 6 juli 2023, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De termijn is verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 4 januari 2024 een besluit had moeten nemen. Eiser heeft de minister op 12 april 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld, en het beroep is op 6 maart 2025 ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, en de rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank stelt ook een dwangsom van € 100 per dag in voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 aan eiser en tot vergoeding van de proceskosten van € 453,50. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en verklaart het beroep gegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 augustus 2025.