ECLI:NL:RBDHA:2025:15562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.36836
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake presentatie bij diplomatieke vertegenwoordiging van Ethiopië in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend, was door de Dienst Terugkeer en Vertrek uitgenodigd voor een gesprek met de Ethiopische diplomatieke vertegenwoordiging. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd om te voorkomen dat hij gepresenteerd wordt bij deze vertegenwoordiging totdat er op zijn asielberoep is beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden van de zaak en het risico dat de presentatie de effectiviteit van het beroep zou aantasten, het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie, waaronder het arrest Gnandi van het Hof van Justitie en eerdere uitspraken van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet mag worden gepresenteerd bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Ethiopië totdat er een beslissing is genomen op zijn asielberoep. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.36836

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [v-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. van Zanden).

Procesverloop

Verzoeker heeft een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 april 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld (zaak NL25.18405).
Bij brief van 5 augustus 2025 is verzoeker uitgenodigd door de Dienst Terugkeer en Vertrek voor een gesprek op 21 augustus 2025, om 11.00 uur, met de (diplomatieke) vertegenwoordiger van Ethiopië op de Ethiopische ambassade te Brussel.
Verzoeker heeft op 7 augustus 2025 de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 12 augustus 2025 heeft hij zijn verzoekschrift voorzien van gronden.
Verweerder heeft op 18 augustus 2025 op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Uit het verweerschrift blijkt dat verweerder verzoeker op 21 augustus 2025 wil presenteren bij de Ethiopische diplomatieke vertegenwoordiging, in lijn met artikel 61, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De voorzieningenrechter overweegt dat daarmee de vereiste onverwijlde spoed is gegeven, wat verweerder ook niet betwist.
4. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet mag worden gepresenteerd bij de diplomatieke vertegenwoordiging van zijn land van herkomst. Volgens verzoeker volgt uit het arrest Gnandi van het Hof van Justitie van 19 juni 2018, ECLI:EU:C:2018:465, dat de rechtsgevolgen van een terugkeerbesluit niet intreden zolang het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag loopt. Verweerder heeft dan ook niet de bevoegdheid om verzoeker uit te zetten hangende de beroepsprocedure. Daarnaast stelt verzoeker dat een presentatie bij de Ethiopische autoriteiten de effectiviteit van zijn beroep aantast. Hij wijst ook op de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 30 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:9592, overweging 7. Daaruit volgt dat verweerder noch bevoegd is tot uitzetting noch de presentatie kan beschouwen als een voorbereidingshandeling in de zin van artikel 61, tweede lid, van de Vw. Verder voert verzoeker aan dat verweerder, gelet op het risico van een reactie van de Ethiopische autoriteiten op een asielverzoek én nu het bestreden besluit (en de terugkeerplicht) niet onherroepelijk is, zich dient te onthouden van een presentatie.
5. Verweerder stelt kort gezegd dat voorbereidingen voor vertrek tijdig mogen worden getroffen, zodat uitzetting – zodra toegestaan – snel kan plaatsvinden. Het verkrijgen van een reisdocument vergt doorgaans maanden. Wachten tot na de ongegrondverklaring van het (hoger) beroep zou volgens verweerder negatieve gevolgen hebben voor de opvangcapaciteit. Verweerder stelt dat de presentatie slechts een voorbereidende handeling betreft en de aanvraag door verweerder al is afgewezen. Verweerder meent dat deze handelswijze niet in strijd is met het arrest Gnandi [1] .
6. Omdat verzoeker hangende zijn beroep niet mag worden uitgezet en gelet op de door hem gestelde belangen, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (vgl. de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2355). Volgens vaste rechtspraak van voorzieningenrechters (in eerste aanleg) volgt uit het arrest Gnandi dat uitzettingshandelingen tijdens beroep niet categorisch verboden zijn, maar slechts voor zover zij het recht op een doeltreffende voorziening in rechte aantasten. Dat is onder meer het geval wanneer een vreemdeling die stelt negatieve aandacht van de autoriteiten in het land van herkomst te hebben gehad, tijdens de beroepsfase verplicht wordt contact te leggen met diezelfde autoriteiten (zie ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 22 oktober 2024, overwegingen 7 en 8, die de voorzieningenrechter onderschrijft). Die situatie doet zich hier voor. Verzoeker stelt dat hij uit een militair trainingskamp is ontsnapt en dat hij problemen zal krijgen bij de aanvraag van een identiteitskaart, omdat de autoriteiten hem dan zullen herkennen als de zoon van zijn vader, die naar gesteld betrokken is bij de Fano-beweging. Nu de rechtbank nog niet op het asielberoep heeft beslist, wordt het verzoek toegewezen.
7. Verweerder wordt veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 907,- op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verzoekschrift).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- treft de voorlopige voorziening dat verzoeker niet mag worden gepresenteerd bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Ethiopië, totdat op het door hem ingestelde beroep is beslist (NL25.18405);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het betoog van verweerder overeenkomt met diens eerder ingenomen standpunt in de zaak NL24.41128. De voorzieningenrechter verwijst kortheidshalve naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 22 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:17193, overweging 5.