ECLI:NL:RBDHA:2025:15611
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
Op 20 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiseres, mede namens haar kinderen, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres had op 13 mei 2024 een aanvraag ingediend, waar de minister binnen 90 dagen op had moeten beslissen. De termijn was echter verstreken zonder dat er een besluit was genomen, waardoor eiseres op 3 december 2024 rechtsgeldig in gebreke was gesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep tijdig was ingesteld en kennelijk gegrond was, aangezien de minister niet binnen de gestelde termijn had beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de minister binnen een termijn van acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 en het door eiseres betaalde griffierecht van € 194 moet worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.