ECLI:NL:RBDHA:2025:15621
Rechtbank Den Haag
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinsleden
In deze zaak hebben eisers, bestaande uit eiser 1 en eiseres 1, en eiseres 2, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De aanvragen zijn ingediend op 10 mei 2024, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De rechtbank oordeelt dat de minister in gebreke is gebleven, aangezien de beslistermijn op 8 november 2024 verstreken was zonder dat er een besluit was genomen. Het beroep is op 20 februari 2025 ingesteld, en de rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 453,50 aan de eisers. De uitspraak is gedaan op 20 augustus 2025 en openbaar gemaakt.