ECLI:NL:RBDHA:2025:15641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.37709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met verbod tot presentatie bij autoriteiten

Op 19 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die in afwachting is van de uitspraak op zijn asielaanvraag en die door de Minister van Asiel en Migratie was uitgenodigd voor een gesprek met de diplomatieke vertegenwoordiger van Ethiopië op 21 augustus 2025. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitnodiging en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij gepresenteerd zou worden aan de Ethiopische autoriteiten, omdat dit zijn asielprocedure zou kunnen schaden.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de presentatie op korte termijn gepland stond. De rechter heeft vastgesteld dat de presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging kan worden aangemerkt als een uitzettingshandeling, en dat het risico bestaat dat verzoeker in gevaar komt door de presentatie. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de minister zich moet onthouden van de presentatie van verzoeker zolang niet in rechte vaststaat dat verzoeker een vertrekplicht heeft. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, die zijn vastgesteld op € 907,-.

De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van verzoekers in asielprocedures en de noodzaak om te voorkomen dat zij onterecht worden gepresenteerd aan autoriteiten van hun land van herkomst voordat hun asielaanvraag is beoordeeld.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.37709
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. A.H.A. Kessels),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij brief van 4 augustus 2025 heeft de minister verzoeker uitgenodigd voor een gesprek met de diplomatieke vertegenwoordiger van Ethiopië op 21 augustus 2025. Ingevolge het bepaalde in artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt een dergelijke handeling gelijkgesteld met een besluit.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen, en te bepalen dat de presentatie bij de diplomatieke vertegenwoordiger van Ethiopië op 21 augustus 2025 om 11:00 uur geen doorgang mag vinden en er geen presentaties zullen plaatsvinden voordat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep met zaaknummer NL25.8760.
De minister is in de gelegenheid gesteld om een reactie in te dienen. Bij brief van 13 augustus 2025 heeft de minister meegedeeld dat de voorgenomen presentatie doorgang kan vinden.
4. De voorzieningenrechter doet op grond van het bepaalde in 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder nadere zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Verzoeker voert aan dat hij nog in afwachting is van de uitspraak van de rechtbank op zijn beroep gericht tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag (NL25.8760). Verzoeker mag de uitspraak in Nederland afwachten. Verzoeker voert aan dat zijn terugkeerverplichting is opgeschort. Verzoeker wil niet dat de Ethiopische overheid op de hoogte raakt van zijn asielaanvraag, omdat dit zou kunnen leiden tot problemen bij terugkeer. Verzoeker verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 30 mei 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:9592).
6. De minister stelt zich op het standpunt dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, omdat er geen sprake is van gedwongen, maar faciliterend vervoer naar de diplomatieke vertegenwoordiging in Brussel. Als verzoeker zich op 21 augustus 2025 niet meldt bij de receptie, dan zal hij niet gedwongen naar de ambassade worden gebracht. De minister verwijst in dit kader naar diverse uitspraken over gefaciliteerd vertrek naar het land van herkomst.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van spoedeisend belang. De presentatie staat gepland op 21 augustus 2025. Dat verzoeker hier volgens de minister niet aan mee zou hoeven te werken volgt de voorzieningenrechter niet. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) heeft immers in een emailbericht van 6 augustus 2025 aangegeven dat van verzoeker mag worden verwacht dat hij meewerkt aan de voorbereiding van terugkeer en daarbij verwezen naar artikel 61, tweede en derde lid, van de Vw. Onduidelijk is wat de gevolgen van het niet meewerken van verzoeker aan de presentatie zullen zijn. De voorzieningenrechter volgt de verwijzing door de minister naar diverse uitspraken niet, omdat hierin geen sprake is van een vergelijkbare situatie.
8. De minister stelt zich verder op het standpunt dat de presentatie bij de ambassade geen uitzettingshandeling is, maar slechts een voorbereidingshandeling.
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat de rechtbank in de beroepszaak van verzoeker op 30 juli 2025 het onderzoek ter zitting heeft geschorst in afwachting de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over de veiligheidssituatie in de regio [regio] in Ethiopië. Deze zaken (zaaknummers 202405369/1, 202500654/1 en BRS 25.000585) zullen door de Afdeling op 8 september 2025 op zitting worden behandeld.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging is aan te merken als een uitzettingshandeling. In de brief van 4 augustus 2025 is immers vermeld dat tijdens dit gesprek de identiteit en nationaliteit van verzoeker worden onderzocht zodat zijn vertrek mogelijk wordt.
11. Omdat moet worden voorkomen dat een verzoeker om internationale bescherming een risico loopt vanwege een mogelijke reactie van de autoriteiten op een
ingediend verzoek om internationale bescherming, dient de minister zich te onthouden van het presenteren van een vreemdeling die geen in rechte vaststaande terugkeerplicht heeft en ten aanzien van wie de rechter nog niet heeft beoordeeld of het beginsel van non- refoulement aan de verwijdering in de weg staat. Bij het bepalen van het moment waarop verzoeker verplicht wordt om mee te werken aan de terugkeer naar zijn land van herkomst is bovendien niet doorslaggevend wanneer de minister een beslissing op de asielaanvraag heeft genomen, maar wanneer de rechter die beslissing heeft getoetst.
12. De voorzieningenrechter overweegt dan ook, gelet op het bovenstaande, dat de minister zich moet onthouden van het presenteren van verzoeker zolang niet in rechte vaststaat dat verzoeker een vertrekplicht heeft. Nu de rechterlijke toetsing van het terugkeerbesluit nog niet heeft plaatsgevonden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
13. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb de minister veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 907,- (1 punt voor de voorlopige voorziening, waarde per punt € 907,-, wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt de op 21 augustus 2025 geplande presentatie van verzoeker bij de autoriteiten van Ethiopië;
  • veroordeelt de minister tot betaling van een bedrag van € 907,00 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.S. Lodder, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 augustus 2025

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.