ECLI:NL:RBDHA:2025:15689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.16169 en NL24.50910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Colombiaanse eisers met problemen door gewapende groepering Frente-18 en huiselijk geweld

In deze zaak hebben eisers, een Colombiaans gezin, asiel aangevraagd in Nederland vanwege ernstige bedreigingen door de gewapende groepering Frente-18 en huiselijk geweld. Eiseres 2 heeft op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De rechtbank heeft eerder, op 25 januari 2024, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. Verweerder heeft echter de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij hij de geloofwaardigheid van de problemen met Frente-18 erkende, maar oordeelde dat er geen sprake was van vluchtelingschap. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd, omdat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer naar Colombia. De rechtbank oordeelt dat de omkering van de bewijslast niet correct is toegepast en dat het binnenlands beschermingsalternatief niet adequaat is beoordeeld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak en heeft de proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.16169 en NL24.50910

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1] , V-nummer: [V-nummer 1] , eiseres 1,

[eiseres 2], V-nummer: [V-nummer 2] , eiseres 2,
mede ten behoeve van de minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], V-nummer: [V-nummer 3] , geboren op [datum 1] 2014,
[minderjarige 2], V-nummer: [V-nummer 4] , geboren op [datum 2] 2024,
[minderjarige 3], V-nummer: [V-nummer 5] , geboren op [datum 3] 2008,
[minderjarige 4], V-nummer: [V-nummer 6] , geboren op [datum 4] 2017,
Hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Eiseres 2 heeft op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Bij uitspraak van 25 januari 2024, heeft deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op de asielaanvraag van eiseres gegrond verklaard. [1]
Bij besluiten van 21 maart 2025 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers en hun minderjarige kinderen afgewezen als kennelijk ongegrond. [2]
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 31 juli 2025 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiseres 2 heeft op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Bij uitspraak van 25 januari 2024 is het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op de asielaanvraag van eiseres 2 gegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij verweerder opgedragen om binnen een termijn van acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een gehoor af te nemen en binnen acht weken na het gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken, in ieder geval binnen zestien weken na de dag van verzending van de voormelde uitspraak. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep van eiseres 2 van rechtswege ook betrekking op het bestreden besluit, nu de asielaanvraag van eiseres 2 daarbij is afgewezen en aldus niet geheel tegemoet is gekomen aan het beroep.
2. Omdat verweerder alsnog op de aanvraag van eiseres 2 heeft beslist, heeft eiseres geen belang meer bij een uitspraak op het beroep voor zover dat gericht is tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is daarom niet-ontvankelijk.
3. Eisers zijn geboren op [datum 5] 1992 respectievelijk [datum 6] 1986 en hebben de Colombiaanse nationaliteit. Eisers hebben op 9 juni 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan hun asielaanvraag hebben zij ten grondslag gelegd dat zij sinds 2011 problemen ondervinden met de gewapende groepering Frente-18 (dissidente FARC [3] ). In 2011 was [eiseres 1] getuige van een aanslag op de politie door Frente-18. De volgende dag is zij door een lid van die groepering met de dood bedreigd en bevolen binnen vierentwintig uur te vertrekken, waarna zij aangifte heeft gedaan. In 2013 is de moeder van eisers door leden van Frente-18 beschoten en zwaar gewond geraakt. In de opvolgende jaren zijn eisers en naaste familieleden meermalen bedreigd en afgeperst, is het gezin ontheemd geraakt en hebben zij herhaaldelijk binnen Colombia moeten verhuizen. Volgens eisers hebben de door hen genomen juridische stappen geleid tot aanhoudingen van leden van Frente-19. Op 25 april 2022 is Yoselin opnieuw telefonisch bedreigd, waarbij ook [eiseres 1] werd genoemd, terwijl zij toen in Valledupar woonden. Dit was voor hen aanleiding Colombia te verlaten. [eiseres 1] heeft daarnaast verklaard slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld door haar toenmalige echtgenoot en de relatie in 2021 te hebben beëindigd.
4. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig en acht ook geloofwaardig dat zij problemen hebben ondervonden met de groepering Frente-18. Ten aanzien van [eiseres 1] is daarnaast geloofwaardig geacht dat sprake is geweest van huiselijk geweld. Volgens verweerder is geen sprake van vluchtelingschap als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Frente-18 is geen overheidsinstantie en eisers hebben geen politieke uitingen gedaan die hen in de negatieve belangstelling van die groepering of van de autoriteiten hebben gebracht. De gestelde problemen worden daarom niet gezien als vervolging op grond van een toegedichte politieke overtuiging. Voor zover [eiseres 1] vreest voor haar ex-partner acht verweerder een herhaling van huiselijk geweld bij terugkeer niet aannemelijk, omdat zij het contact heeft verbroken, niet meer met hem samenwoont en nadien niets meer van hem heeft vernomen. Ten aanzien van de problemen met Frente-18 stelt verweerder zich op het standpunt dat niet is gebleken van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer, nu sprake is van een binnenlands beschermingsalternatief. Frente-18 is geen landelijk opererende groepering en is meer actief in de delen van het noorden van Antioquia en het zuiden van Córdoba. Eisers hebben eerder langere tijd, zonder dat zij structureel bedreigd werden, in andere delen van Colombia verbleven. Verweerder acht het, ook gezien hun meerdere afgeronde opleidingen, mogelijk en redelijk dat zij zich elders in Colombia vestigen en daar in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Een enkele telefonische bedreiging uit 2022 acht verweerder onvoldoende zwaarwegend. De door eisers overgelegde mailwisseling van Vluchtelingenwerk is daarnaast onvoldoende onderbouwd en doet niet af aan het geldende beleid over het binnenlands beschermingsalternatief. Ook het beroep van [eiseres 1] op artikel 64 van de Vw is afgewezen, wegens het ontbreken van medische stukken. Verder heeft verweerder de asielaanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eisers na hun aankomst in Nederland in 2022 niet direct asiel hebben aangevraagd en hier geen verschoonbare reden voor hebben gegeven.
5. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten en voeren daartegen het volgende aan. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de geloofwaardig geachte problemen met Frente-18 geen verband houden met vervolging wegens een (toegedichte) politieke overtuiging. Volgens eisers ziet Frente-18 hen als tegenstanders. In dit kader verwijzen eisers naar het arrest van HvJEU [4] van 13 januari 2023, [5] waaruit volgt dat het begrip politieke overtuiging ruim moet worden uitgelegd en mede ziet op de wijze waarop actoren van vervolging het handelen van de vreemdeling waarnemen. Voorts voeren eisers aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bij terugkeer de gevreesde vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Onder verwijzing naar de door verweerder geloofwaardig geachte incidenten stellen zij dat sprake is van vroegere vervolging, zodat op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Vw, gelezen in samenhang met artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn, [6] een verzwaarde motiveringsplicht op verweerder rust. Die motivering ontbreekt, nu verweerder niet heeft uiteengezet welke goede redenen maken dat herhaling niet te verwachten is en zich beperkt tot het tegenwerpen van een binnenlands beschermingsalternatief. Uit het relaas van eisers en de door hun overgelegde stukken blijkt dat zij na verhuizingen binnen Colombia opnieuw door Frente-18 zijn benaderd, terwijl uit het ambtsbericht 2024 [7] volgt dat relocatie in het geval van grotere illegale gewapende groeperingen vaak geen afdoende bescherming biedt en dat Frente-18 inmiddels deel uitmaakt van het EMC [8] -netwerk dat over een nationaal bereik beschikt. Bovendien is de tegenwerping van een binnenlands beschermingsalternatief onjuist en innerlijk tegenstrijdig, nu verweerder enerzijds een binnenlands beschermingsalternatief tegenwerpt en anderzijds stelt dat geen sprake is van vervolging of ernstige schade. Een binnenlands beschermingsalternatief kan alleen worden getoetst indien het relaas voldoende zwaarwegend wordt geacht. Daarnaast zijn de aanvragen ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Dat eisers zich enkele dagen na binnenkomst hebben gemeld, houdt verband met de reis met hun minderjarige kinderen en kan niet zonder nadere afweging als onverschoonbaar worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
(Toegedichte) politieke overtuiging
6. Uit Werkinstructie 2024/10 volgt dat verweerder eerst beoordeelt of sprake is van een (geloofwaardige) politieke overtuiging. Zoals volgt uit het arrest van het HvJEU van 12 september 2023, wordt het begrip politieke overtuiging ruim uitgelegd. Niet alleen uitgesproken standpunten vallen daaronder, maar ook opvattingen, gedachten of meningen, wanneer de vreemdeling die verklaart te hebben of te uiten. Verweerder onderzoekt vervolgens of en hoe van dergelijke opvattingen, gedachte of mening is gebleken, of deze door de vreemdeling zijn geuit en hoe deze zijn geuit. [9] Om te spreken van een politieke overtuiging hoeft de vreemdeling niet in de negatieve belangstelling te staan of te hebben gestaan. Uit voornoemd arrest volgt verder dat ook gedragingen van de vreemdeling die door de vervolgende actor worden opgevat als oppositie of verzet tegen diens beleid of methoden onder het begrip politieke overtuiging kunnen vallen. Anders dan verweerder heeft overwogen, geldt dit ook ten aanzien van vervolgende partijen die geen staatsactoren zijn.
7. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de geloofwaardig geachte problemen van eisers met Frente-18 geen verband houden met vervolging wegens een toegedichte politieke overtuiging. Eisers hebben in hun nader gehoor verklaard geen problemen te hebben ondervonden vanwege een politieke overtuiging of politieke activiteiten. Zij hebben evenmin geconcretiseerd welke politieke opvattingen, gedachten of mening zij hebben of welke uitingen hen door Frente-18 zou zijn toegedicht. Dat zij aangifte hebben gedaan en juridische stappen hebben ondernomen, maakt op zichzelf niet dat Frente-18 hen als politieke tegenstanders heeft beschouwd. Verweerder heeft daar dan ook geen onderzoek naar hoeven verrichten.
Omkering van de bewijslast
8. Uit artikel 31, vijfde lid, van de Vw, gelezen in samenhang met artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn, volgt dat eerdere blootstelling aan vervolging of ernstige schade een duidelijke aanwijzing vormt voor een gegronde vrees dan wel een reëel risico om hieraan opnieuw te worden blootgesteld, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Het is dan aan verweerder om te motiveren dat het niet aannemelijk is dat de vreemdeling opnieuw het slachtoffer zal worden van een met artikel 3 van het EVRM [10] strijdige behandeling. In zaken waarin sprake is van eerdere blootstelling rust daarmee een verzwaarde motiveringsplicht op verweerder. Nu is geoordeeld dat eisers niet zijn aan te merken als vluchtelingen in de zin van het Vluchtelingenverdrag, richt de verdere beoordeling zich op de vraag of zij bij uitzetting een reëel risico lopen op ernstige schade.
9. Verweerder heeft de door eisers gestelde problemen met Frente-18 geloofwaardig geacht en niet getwijfeld aan hun verklaringen omtrent de aangifte, bedreigingen, de aanslag op hun moeder in 2013 en de telefonische bedreiging van 2022. Dit vormt een duidelijke aanwijzing dat bij terugkeer opnieuw een reëel risico op ernstige schade bestaat. Het lag daarom op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat dit risico niet meer aanwezig is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarin niet is geslaagd. Door te volstaan met een verwijzing naar het bestaan van een binnenlands beschermingsalternatief heeft verweerder niet eerst zelfstandig en individueel beoordeeld of bij terugkeer sprake is van een reëel risico op ernstige schade.
10. Verweerder heeft in de besluiten gewezen op perioden zonder incidenten na verhuizing binnen Colombia, zich op het standpunt gesteld dat Frente-18 niet landelijk opereert en dat uit het ambtsbericht blijkt dat relocatie binnen Colombia de dreiging in veel gevallen doet afnemen. Ook daarmee is niet aannemelijk gemaakt dat bij terugkeer geen herhaling te verwachten is. Eisers hebben daartegen ingebracht dat zij, ondanks meerdere verhuizingen, in 2022 opnieuw zijn bedreigd en dat dit incident ook geloofwaardig is geacht door verweerder. Voorts blijkt uit het ambtsbericht dat Frente-18 binnen de EMC-structuur wordt geschaard [11] en dat relocatie veelal slechts tijdelijke rust biedt. [12] Het enkele tijdsverloop tussen incidenten is daarom onvoldoende om het risico op herhaling uitgesloten te achten.
11. Ter zitting heeft verweerder gewezen op paragraaf C7/10.5.2 van de Vc [13] en verzocht, voor het geval de rechtbank de toetsingsvolgorde onjuist zou achten, de rechtsgevolgen in stand te laten, onder verwijzing naar uitspraken van deze rechtbank. [14] De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Zoals volgt uit artikel 8 van de Kwalificatierichtlijn geldt dat een binnenlands beschermingsalternatief pas aan de orde is wanneer sprake is van een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Het binnenlands beschermingsalternatief is bedoeld als mogelijke oplossing voor dat risico . Het in stand laten van de rechtsgevolgen vergt dat eest van een toereikende individuele risicobeoordeling is gebleken en dat inzichtelijk wordt gemaakt waarom, ondanks de geloofwaardig geachte problemen en incidenten, geen herhaling te verwachten is. Dit heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd en er is direct overgegaan tot het tegenwerpen van een binnenlands beschermingsalternatief. Verder bevat paragraaf C7/10.5.2 van de Vc een algemeen beleidsuitgangspunt over het tegenwerpen van een binnenlands beschermingsalternatief, maar vervangt niet de individuele motivering die artikel 31, vijfde lid, van de Vw vereist. De genoemde uitspraken zijn bovendien niet vergelijkbaar met de omstandigheden van eisers en lichten niet toe waarom de rechtsgevolgen in stand kunnen worden gelaten bij een ontbrekende motivering over een reëel risico op ernstige schade.
12. Gelet op het voorgaande, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd en niet aannemelijk gemaakt dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat eisers bij terugkeer naar Colombia niet opnieuw te maken zullen krijgen met ernstige schade.
Binnenlands beschermingsalternatief
13. Het binnenlands beschermingsalternatief komt pas aan de orde nadat is vastgesteld dat in het herkomstgebied van de vreemdeling sprake is van vervolging of een reëel risico op ernstige schade. De rechtbank heeft reeds hierboven, onder r.o. 6 tot en met 10, geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eisers bij terugkeer naar Colombia geen reëel risico lopen op ernstige schade. Daarmee is niet voldaan aan de eerste voorwaarden voor het kunnen tegenwerpen van een binnenlands beschermingsalternatief. Daar komt bij dat uit artikel 8 van de Kwalificatierichtlijn en C2/3.4 van de Vc volgt dat het aangewezen gebied veilig en rechtmatig bereikbaar is, dat daar effectieve bescherming beschikbaar is en dat vestiging daar in het individuele geval redelijk kan worden gevergd.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook de tegenwerping van het binnenlands beschermingsalternatief onvoldoende heeft gemotiveerd. Verweerder heeft in algemene zin gesteld dat Frente-18 niet landelijk opereert en dat eisers eerder langere tijd elders in Colombia hebben verbleven zonder problemen. Een specifiek gebied is echter niet aangewezen en niet is uiteengezet hoe dat gebied voor eisers thans veilig en rechtmatig bereikbaar is, welke bescherming daar feitelijk beschikbaar is en waarom vestiging daar, gelet op de gestelde persoonlijke omstandigheden, redelijk is. De omstandigheid dat eisers een opleiding hebben gevolgd en kunnen voorzien in hun levensonderhoud, zegt iets over de bestaansmogelijkheden, maar niet over de effectieve bescherming en duurzame veiligheid.
15. De verwijzing naar de periode van eisers zonder voorkomen van incidenten na eerdere verhuizingen, acht de rechtbank ook onvoldoende gemotiveerd. Uit het ambtsbericht volgt dat dissidente FARC-structuren onder de EMC-structuur landelijk zijn georganiseerd en interregionaal coördineren. Het ambtsbericht vermeldt verder dat relocatie in veel gevallen slechts tijdelijke rust biedt en dat zwaardere illegale gewapende organisaties zich blijven inspannen om personen op te sporen die zij als tegenstanders beschouwen, terwijl de beschermingsmogelijkheden, met name buiten stedelijke gebieden, beperkingen kennen. Tegen die achtergrond volstaat een verwijzing naar eerdere perioden zonder structurele incidenten niet, temeer nu verweerder geloofwaardig heeft geacht dat in 2022 eisers opnieuw zijn bedreigd terwijl zij al elders verbleven. Het eerder uitblijven van incidenten toont dan niet aan dat duurzame veiligheid elders in Colombia gewaarborgd is. De rechtbank acht de tegenwerping van het binnenlands beschermingsalternatief onvoldoende gemotiveerd.
Kennelijk ongegrond
16. Verweerder heeft eisers kunnen tegenwerpen dat zij niet zo spoedig mogelijk hun asielaanvragen hebben ingediend. In de door eisers gestelde omstandigheden heeft verweerder geen verschoonbare reden hoeven vinden om zich niet tijdig te melden voor een asielaanvraag. Eisers hebben immers gesteld te vrezen in Colombia, zodat verwacht mag worden dat eisers zich zo snel mogelijk melden in Nederland. Ten overvloede merkt de rechtbank wel op dat de behandeling van deze aanvragen vervolgens geruime tijd heeft geduurd en eisers zich enkel vijf á zes dagen later hebben gemeld voor hun asielaanvragen. Dat betekent echter niet dat verweerder niet tot toepassing van artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vw had mogen overgaan.
Conclusie
17. Nu een wezenlijk deel van de motivering in de bestreden besluiten geen stand houdt, zowel wat betreft artikel 31, vijfde lid, van de Vw als de tegenwerping van het binnenlands beschermingsalternatief, kan verweerders conclusie dat eisers bij terugkeer naar Colombia geen reëel risico lopen op ernstige schade, niet zonder nadere motivering worden gehandhaafd. De beroepen dienen daarom gegrond te worden verklaard. De rechtbank zal de rechtsgevolgen niet in stand laten maar evenmin zelf in de zaken voorzien.
18. De bestreden besluiten zullen daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. [15] De rechtbank komt gelet hierop niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder nieuwe besluiten moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
19. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.267,50 (0,5 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van eiseres 2, 1 punt voor het indienen van de beroepschriften in de bodemzaken en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- verklaart het beroep van eiseres 2 tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvragen van eisers, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.267,50 (tweeduizend tweehonderdzevenenzestig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 21 augustus 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens
bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag
waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Op grond van artikel 31, eerste lid jo artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia).
4.Hof van Justitie van de Europese Unie.
5.ECLI:EU:C:2023:13.
6.Richtlijn 2011/95/EU.
7.Algemeen ambtsbericht Colombia van juni 2024.
8.Segunda Marquetalia, de Estado Mayor Central.
9.Volgt ook uit Informatiebericht 2024/10.
10.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
11.Pagina 24 en 25.
12.Pagina 58.
13.Vreemdelingencirculaire 2000.
14.Uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van [datum 4] 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8271 en van 3 maart 2025, ECLI:NLRBDHA:2025:3550 en van zittingsplaats Utrecht, van 18 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:6683.
15.Algemene wet bestuursrecht.