ECLI:NL:RBDHA:2025:15749
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 22 juli 2025 niet in behandeling genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 19 augustus 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar broer als tolk aanwezig waren, maar de gemachtigde van eiseres zich had afgemeld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening (Dvo) bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiseres heeft aangevoerd dat haar dochter in Nederland verblijft en een aanvraag voor gezinshereniging heeft ingediend, maar de rechtbank stelt vast dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Denemarken onevenredig hard zou zijn.
De rechtbank wijst erop dat de Dvo niet bedoeld is om gezinshereniging te realiseren, behalve in specifieke gevallen. De rechtbank concludeert dat de minister niet verplicht was om de aanvraag aan zich te trekken en dat de enkele omstandigheid dat de dochter van eiseres een aanvraag heeft ingediend, onvoldoende is om te concluderen dat de overdracht aan Denemarken onevenredig hard zou zijn. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en de uitspraak is openbaar gemaakt op 22 augustus 2025.