ECLI:NL:RBDHA:2025:15780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.37382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen maatregel van bewaring in het kader van asielprocedure met gezinsleven en zicht op uitzetting naar Algerije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd op 27 juni 2025. Eiser, die in een gezinssituatie verkeert met zijn vrouw en kinderen, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was voor een onderzoek en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot 8 juli 2025. Eiser heeft aangevoerd dat de minister geen laissez-passer aanvraag naar de Algerijnse autoriteiten heeft verzonden, maar de rechtbank stelt vast dat dit niet klopt, aangezien er op 9 juli 2025 wel degelijk een aanvraag is gedaan. De rechtbank concludeert dat de gezinssituatie van eiser geen reden is om de maatregel van bewaring op te heffen, omdat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije, omdat hij geen identiteitsdocumenten heeft. De rechtbank wijst erop dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor een terugkeer naar Algerije, ook voor vreemdelingen zonder identiteitsdocumenten. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring in stand blijft, evenals het verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37382

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

De minister heeft op 27 juni 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 juli 2025. [1] Uit deze uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, op 8 juli 2025, rechtmatig was. Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 8 juli 2025.
Staan artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn en artikel 8 van het EVRM in de weg aan terugkeer?
3. Eiser voert aan dat de minister in de vorige beroepszaak [2] heeft aangegeven dat de minister geen laissez-passer aanvraag naar de Algerijnse autoriteiten heeft gezonden, omdat hij de uitkomst van de lopende asielprocedure van de vrouw en kinderen van eiser nog afwacht. Uit de voortgangsrapportage blijkt echter dat de minister op 9 juli 2025 een laissez-passer aanvraag naar de Algerijnse autoriteiten heeft gezonden. Uit de vorige beroepszaak blijkt ook dat er sprake is van gezinsleven met de zonen van eiser, [zoon 1] en [zoon 2], en zijn vrouw en nu scheiding van zijn gezin dreigt, moet in ieder geval (opnieuw) beoordeeld worden of verwijdering van eiser niet in strijd is met het belang van het kind en het gezinsleven, zoals genoemd in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn. Volgens eiser moet dan ook rekening worden gehouden met artikel 8 van het EVRM en het belang van de kinderen bij dreigende uitzetting. Het terugkeerbesluit van 30 november 2023 moet dan ook opnieuw worden beoordeeld. In dit verband wijst eiser op het Ararat-arrest [3] , een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam van 7 april 2023, en artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn.
3.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij zich in de vorige beroepszaak heeft uitgelaten over het terugkeerbesluit dat aan eiser is opgelegd. Over eisers terugkeerbesluit is namelijk een inhoudelijk oordeel gegeven waarbij ook is gekeken naar artikel 8 van het EVRM en het beginsel van non-refoulement. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om hierover anders te oordelen. Er is immers sinds 8 juli 2025 geen sprake van een gewijzigde situatie. Voorts overweegt de rechtbank dat de gezinssituatie van eiser geen grond vormt om de maatregel van bewaring op dit moment op te heffen. De enkele stelling dat uit de beroepsgronden van de vorige procedure zou blijken dat sprake is van gezinsleven, is daartoe onvoldoende. Daarbij geldt dat uit de vorige procedure volgt dat Nidos is betrokken bij de procedure van de vrouw en kinderen en dat, afhankelijk van de uitkomst van de asielprocedure van de echtgenote van eiser, de gezinssituatie opnieuw integraal zal worden beoordeeld. In dat kader kunnen ook de belangen van de kinderen worden meegewogen in de procedure van eisers vrouw. Ook het feit dat de minister een laissez-passer heeft aangevraagd, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank ziet geen aanleiding om te concluderen dat de maatregel van bewaring moet worden opgeheven vanwege strijd met artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn dan wel artikel 8 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
Ontbreekt het zicht op uitzetting naar Algerije?
4. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt. Hij verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 6 mei 2024. [4] Daaruit blijkt dat er weer zicht op uitzetting is naar Algerije, maar dit geldt alleen als er documenten of kopieën van documenten voorhanden zijn. In het geval van eiser zijn er echter geen identiteitsdocumenten. Daarom ontbreekt het zicht op uitzetting en dat moet een reden zijn om de maatregel van bewaring op te heffen.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat zicht op uitzetting naar Algerije in het algemeen niet ontbreekt en dat er voldoende concrete aanknopingspunten zijn om te verwachten dat vreemdelingen met de Algerijnse nationaliteit binnen een redelijke termijn met een door de Algerijnse autoriteiten afgegeven laissez-passer kunnen terugkeren naar Algerije. [5] Niet is gebleken dat vreemdelingen zonder identiteitsdocumenten, zoals eiser, op voorhand zijn uitgesloten van een presentatie aan de consul. Uit vaste rechtspraak [6] blijkt dat sinds december 2023 de mogelijkheid bestaat om Algerijnse vreemdelingen te identificeren op basis van dactyloscopie. [7] Gelet op voorgaande is er geen reden om op voorhand aan te nemen dat in het geval van eiser geen laissez-passer zal worden verstrekt omdat hij niet zou beschikken over een identiteitsdocument.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
5. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [8]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Göbel, griffier.De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.NL25.29003.
3.Hof van Justitie 17 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:892 (
5.Zie ABRvS 6 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1892, en ook ABRvS 9 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5027
6.Zie bijvoorbeeld Rechtbank Den Haag (zp. Arnhem) 9 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10568.
7.Techniek voor het identificeren op basis van vingerafdrukken.