In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd op 27 juni 2025. Eiser, die in een gezinssituatie verkeert met zijn vrouw en kinderen, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was voor een onderzoek en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot 8 juli 2025. Eiser heeft aangevoerd dat de minister geen laissez-passer aanvraag naar de Algerijnse autoriteiten heeft verzonden, maar de rechtbank stelt vast dat dit niet klopt, aangezien er op 9 juli 2025 wel degelijk een aanvraag is gedaan. De rechtbank concludeert dat de gezinssituatie van eiser geen reden is om de maatregel van bewaring op te heffen, omdat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije, omdat hij geen identiteitsdocumenten heeft. De rechtbank wijst erop dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor een terugkeer naar Algerije, ook voor vreemdelingen zonder identiteitsdocumenten. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring in stand blijft, evenals het verzoek om schadevergoeding.