In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de onrechtmatigheid van twee maatregelen van bewaring opgelegd aan een Turkse vreemdeling. De eerste maatregel (maatregel I) werd op 2 augustus 2025 opgelegd, maar op 12 augustus 2025 opgeheven omdat er geen geldig terugkeerbesluit was. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat geregistreerd staat onder zaaknummer NL25.36392. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij dit beroep, omdat de maatregel was opgeheven en schadevergoeding was aangeboden voor de gehele periode van de bewaring.
De tweede maatregel (maatregel II) werd op 12 augustus 2025 opgelegd, maar eiser betoogde dat de onrechtmatigheid van de eerste maatregel doorwerkte in deze tweede maatregel. De rechtbank oordeelde dat de minister de maatregel te laat had omgezet naar een andere grondslag, wat een ernstig gebrek vormde. De rechtbank concludeerde dat de onrechtmatigheid van maatregel I doorwerkte in maatregel II, waardoor deze ook als onrechtmatig werd beschouwd. De rechtbank heeft het beroep tegen maatregel II gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen met ingang van 25 augustus 2025. Tevens werd de minister veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan eiser en de proceskosten.