In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 augustus 2025, is het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had omgevingsvergunningen aangevraagd voor de bouw van twee bedrijfsruimten en een appartement, maar het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze vergunningen ingetrokken omdat eiser niet binnen drie jaar gebruik heeft gemaakt van de vergunningen. Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd tegen deze intrekking, maar de rechtbank oordeelt dat het college bevoegd was om de vergunningen in te trekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meer dan drie jaar verstreken is sinds het onherroepelijk worden van de laatste omgevingsvergunning en dat eiser in die tijd geen substantiële handelingen heeft verricht met gebruikmaking van de vergunning. Eiser heeft weliswaar enkele voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd, maar deze zijn niet voldoende om te spreken van gebruik van de vergunning. De rechtbank concludeert dat het college een goede belangenafweging heeft gemaakt en dat de nadelige gevolgen voor eiser niet onevenredig zijn in verhouding tot de belangen van het college en de omwonenden. Eiser heeft geen recht op schadevergoeding, omdat het besluit van het college rechtmatig is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af.