ECLI:NL:RBDHA:2025:15975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
NL24.14988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-bestuurlijk rechtsoordeel in vreemdelingenzaak

Op 25 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat het verzet van de opposant ongegrond was. De zaak betreft een eerdere uitspraak van 22 april 2024, waarin de rechtbank had geoordeeld dat een brief van 29 januari 2024 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposant had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar verzocht niet om een zitting. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 8:54 van de Awb de mogelijkheid biedt tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In het verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de brief van 29 januari 2024 enkel een mededeling was en geen bestuurlijk rechtsoordeel dat gelijk te stellen is met een besluit. Hierdoor was er geen sprake van een besluit waartegen beroep ingesteld kon worden.

De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Verweerder was niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.14988 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant], opposant [1] ,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen).

Procesverloop

Bij uitspraak van 22 april 2024 [2] (de aangevallen uitspraak) heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Awb [3] beslist op het beroep van opposant tegen de brief van 29 januari 2024.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

Beoordeling door de rechtbank

1. Artikel 8:54 van de Awb biedt de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In het verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank pas toe als het verzet gegrond is.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de brief van 29 januari 2024 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb en hiertegen geen beroep ingesteld kan worden. [4] Het standpunt van opposant dat de brief van 29 januari 2024 een bestuurlijk rechtsoordeel is dat gelijk te stellen is met een besluit volgt de rechtbank niet. De brief van 29 januari 2024 betreft enkel een mededeling dat opposant ten gevolge van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024 [5] van rechtswege nog onder de tijdelijke bescherming van de zogenoemde derdelanders Oekraïne valt tot 4 maart 2024. Daarmee heeft verweerder geen zelfstandig en definitief bedoeld rechtsoordeel gegeven. Omdat het niet een bestuurlijk rechtsoordeel betreft, is er ook geen sprake van het gelijk stellen van de mededeling met een besluit.
3. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft.
Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 augustus 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Artikel 8:1 van de Awb.