Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 25 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat het verzet van de opposant ongegrond was. De zaak betreft een eerdere uitspraak van 22 april 2024, waarin de rechtbank had geoordeeld dat een brief van 29 januari 2024 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposant had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar verzocht niet om een zitting. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.
De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 8:54 van de Awb de mogelijkheid biedt tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In het verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de brief van 29 januari 2024 enkel een mededeling was en geen bestuurlijk rechtsoordeel dat gelijk te stellen is met een besluit. Hierdoor was er geen sprake van een besluit waartegen beroep ingesteld kon worden.
De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Verweerder was niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.