ECLI:NL:RBDHA:2025:15993
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting en medische behandeling
Op 27 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoekster, met een V-nummer, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 29 juli 2025, weigerde verzoekster uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van het besluit opgeschort zouden worden totdat op haar bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, waarbij zij heeft overwogen dat verzoekster niet in haar bewijslast is geslaagd. De minister had op 26 augustus 2025 gereageerd op de bezwaren van verzoekster en geen aanleiding gezien om de voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster een spoedeisend belang had, maar dat zij niet voldoende bewijs had geleverd dat de noodzakelijke medische behandeling in Nigeria niet toegankelijk zou zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster voldoende tijd had gehad om haar standpunt te onderbouwen en dat het bestreden besluit van de minister niet onterecht was. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.