ECLI:NL:RBDHA:2025:16009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.34267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Duitsland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2025, wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister heeft de aanvraag op 25 juli 2025 afgewezen, stellende dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland, zoals bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiser heeft aangevoerd dat er ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvang in Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Duitsland onevenredig hard zou zijn. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.34267
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. I.A.G. Lodders).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 juli 2025 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1. De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, D.K. Ehigiene als tolk en de gemachtigde van de minister.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. Eiser stelt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland. Hiertoe voert eiser aan dat uit het AIDA- rapport, update 2023, blijkt dat er in Duitsland sprake is van ernstige structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Rechtsbijstand is niet gegarandeerd en hangt af van de kans op succes. Hierbij komen nog een taalbarrière en het gebrek aan een sociale kring. Hierdoor is het ook niet realistisch om van eiser te verwachten dat hij klaagt bij de Duitse autoriteiten. Verder voldoen de opvangvoorzieningen niet en is de kans groot dat eiser in Duitsland in detentie zal worden geplaatst omdat zijn asielverzoek daar is afgewezen. Tot slot verwijst eiser naar een artikel van The Lancet van 30 maart 2024 waaruit volgt dat er in Duitsland achterstanden zijn in de registratie van asielzoekers. Zolang asielzoekers niet zijn geregistreerd, blijven zij verstoken van voorzieningen, zoals medische zorg. Dit heeft eiser zelf ook meegemaakt in Duitsland, want na de afwijzing van zijn asielaanvraag is zijn medische zorg gestopt. Dit, terwijl hij die zorg wel nodig heeft, want hij heeft een zeldzame auto-immuunziekte, Myasthenia gravis.
5. De rechtbank stelt voorop dat de minister in zijn algemeenheid - voor Dublinclaimanten - ten aanzien van Duitsland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraken van 11 september 20241 en 14 februari 20252 nog bevestigd. Dit betekent dat de minister in beginsel mag uitgaan van het vermoeden dat Duitsland zijn internationale verplichtingen tegenover eiser zal nakomen en dat de behandeling van eiser in Duitsland niet in strijd zal zijn met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Duitsland, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Duitse autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Daarvoor kan hij objectieve informatie over de werking van het asiel- en opvangsysteem in Duitsland overleggen of verklaringen afleggen over zijn eigen ervaringen aangaande het asiel- en opvangsysteem in Duitsland. Van een schending van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM zal, in geval eiser aannemelijk maakt dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken (zie punten 91-93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, in de zaak Jawo).
6. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de Afdeling in voornoemde uitspraken dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. In die uitspraken heeft de Afdeling de door eiser genoemde informatie uit het AIDA-rapport, update 2023, over onder meer de rechtsbijstand, de opvangvoorzieningen en mogelijkheid om te klagen bij de Duitse autoriteiten betrokken. De rechtbank stelt vast dat er ondertussen een nieuwere update van het AIDA-rapport is, maar dat die geen wezenlijk andere informatie bevat en dus ook geen aanleiding geeft voor een ander oordeel.
7. Er zijn verder geen concrete aanwijzingen waarmee eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Duitsland, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Duitse autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Eiser zal als Dublinclaimant gereguleerd aan Duitsland worden overgedragen, zodat niet aannemelijk is dat hij na overdracht met onrechtmatige detentie te maken zal krijgen. Voor zover er momenteel achterstanden in de registratie van asielzoekers zouden zijn, wijst de rechtbank erop dat dit niet betekent dat dit gevolgen heeft voor eiser, die als Dublinclaimant zal worden overgedragen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden de medische voorzieningen in Duitsland bovendien van vergelijkbare kwaliteit geacht te zijn en mag ervan uit worden gegaan dat deze voorzieningen ook ter beschikking staan aan Dublinclaimanten. Het is aan eiser om aan te tonen dat dit niet het geval is. Hierin is eiser niet geslaagd. Uit de medische stukken en verklaringen van eiser blijkt juist dat hij wel door een dokter is gezien en medicijnen voorgeschreven heeft gekregen in Duitsland. Dat die medische hulp zou zijn gestopt na afwijzing van zijn asielaanvraag heeft eiser wel gesteld op de zitting, maar niet onderbouwd. Bovendien betekent dit wederom niet dat eiser als Dublinclaimant geen medische zorg zal krijgen. Daarbij komt dat de minister op de zitting heeft toegelicht dat hij Duitsland – als eiser daar toestemming voor geeft – kan inlichten over zijn medische situatie. Indien eiser in Duitsland vervolgens toch wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielaanvraag, in de opvang of anderszins, kan hij hierover klagen bij de Duitse (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen bij de Duitse autoriteiten voor eiser niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.

1.ECLI:NL:RVS:2024:3661.

Arrest C.K.
8. Eiser doet een beroep op het arrest C.K.3. In Duitsland krijgt hij niet de medische zorg die hij nodig heeft. Eiser verwijst hierbij naar hetgeen eerder onder het interstatelijk vertrouwensbeginsel is aangevoerd.
9. Dit beroep slaagt niet. Uit het arrest C.K. volgt dat overdracht van een vreemdeling achterwege dient te blijven indien de overdracht tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand zou leiden. De vreemdeling moet in dat verband objectieve gegevens overleggen die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen. Daarin is eiser niet geslaagd. Eiser heeft weliswaar een aandoening waarvoor hij medicatie en behandeling nodig heeft, maar uit de (medische) stukken blijkt niet dat overdracht tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand zou leiden. De medische stukken zijn afkomstig uit Duitsland en eiser heeft ook verklaard medische zorg te hebben gekregen in Duitsland. Dat eiser die niet langer zou krijgen als hij terug moet naar Duitsland, is onvoldoende aannemelijk gemaakt, zoals hierboven al geoordeeld.

Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening

10. Eiser vindt dat de minister zijn asielverzoek onverplicht aan zich moet trekken, gelet op zijn situatie.
11. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag niet onverplicht aan zich had hoeven trekken. Er zijn geen bijzondere, individuele omstandigheden naar voren gebracht die maken dat de overdracht aan Duitsland onevenredig hard is. Voor zover eiser daarbij doelt op zijn gezondheidstoestand, merkt de rechtbank op dat dit niet een bijzondere omstandigheid in bovengenoemde zin is. De rechtbank verwijst daarbij naar haar oordeel hierboven over de medische zorg in Duitsland.
Conclusie en gevolgen

3.ECLI:EU:C:2017:127.

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 augustus 2025
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.