ECLI:NL:RBDHA:2025:16019
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige door Turkse onderdaan
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 27 augustus 2025, wordt het beroep van eiser, een Turkse onderdaan, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige beoordeeld. Eiser had op 20 oktober 2023 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 28 oktober 2024 afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiser niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste werd vrijgesteld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 19 mei 2025 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De kern van de zaak is of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser. Eiser stelt dat dit in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen ongegrond werd verklaard. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser overeenkomen met eerdere procedures en dat er geen aanleiding is om van die uitspraken af te wijken.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskosten vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.