Overwegingen van de rechtbank
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 2006 en de Eritrese nationaliteit te hebben. Hij heeft op 19 december 2021 een asielaanvraag ingediend.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij vreest voor de militaire dienst en Eritrea illegaal heeft verlaten.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig geacht. Om die reden heeft verweerder het asielmotief van eiser over de dienstplicht en de daaruit voortvloeiende illegale uitreis niet getoetst op geloofwaardigheid. Asielmotieven hebben namelijk slechts betekenis in het licht van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser bij het bestreden besluit afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw,omdat eiser verweerder heeft misleid over zijn identiteit.
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn minderjarige leeftijd niet heeft gevolgd en uitgaat van de in Italië geregistreerde meerderjarige leeftijd. Eiser wijst daarbij op de uitspraak van de Afdelingvan 9 oktober 2024.Hieruit volgt dat verweerder moet uitgaan van het vermoeden dat een vreemdeling minderjarig is als de vreemdeling dat stelt en dat verweerder niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan bij de leeftijdsregistratie in een andere lidstaat van de Europese Unie. Eiser heeft een plausibele verklaring gegeven voor het verschil in de leeftijdsregistratie in Italië en Nederland. Daarnaast heeft eiser aan verweerder meerdere documenten overgelegd: een doopakte, een vaccinatieboekje, een schoolrapport, getuigenverklaringen en een kopie van de
residence card. Dat Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat het vaccinatieboekje hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en/of afgegeven, zegt nog niets over de mogelijke meerderjarigheid van eiser. Verweerder kan met dit onderzoeksresultaat dan ook niet het vermoeden van minderjarigheid ontzenuwen. In dit kader wijst eiser op uitspraken van deze rechtbank van 13 februari 2025, 26 februari 2025 en 2 april 2025.Verder heeft eiser steeds consistent en gedetailleerd verklaard over zijn geboortejaar. Er is geen sprake van aliassen; eiser heeft een namenreeks die niet altijd correct wordt opgeschreven en de geboortedatum van eiser wordt zowel genoteerd als 03-01-2006 als 01-03-2006. Eiser heeft dus ook geen valse gegevens verstrekt over zijn identiteit. Verweerder heeft ook ten onrechte overwogen dat eiser de taal Amhaars zodanig beheerst dat hij uit Ethiopië afkomstig zou kunnen zijn. Gelet op het voorgaande voert eiser aan dat verweerder ten onrechte de militaire dienstplicht en illegale uitreis niet heeft getoetst.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De Afdeling heeft in de uitspraak van 9 oktober 2024 geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is op de leeftijdsbeoordeling van vreemdelingen. Dit betekent niet, zo staat in die uitspraak, dat geen gewicht toekomt aan een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling. De leeftijd van een vreemdeling zal namelijk moeten worden beoordeeld met toepassing van het nationale bestuursrechtelijke bewijsrecht, met inachtneming van wat daarover aanvullend in het Unierecht is bepaald. Verweerder moet daarbij uitgaan van het vermoeden dat een vreemdeling minderjarig is, als een vreemdeling dat stelt en daarover twijfel bestaat. Het is dan aan verweerder om dat vermoeden te ontzenuwen. Daarbij zal verweerder steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. Ook zal hij alle feiten en omstandigheden moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling die stelt minderjarig te zijn. Als aan een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat alleen een eigen verklaring van een vreemdeling ten grondslag ligt, dan zal verweerder moeten informeren onder welke omstandigheden deze verklaring is afgelegd. De vreemdeling zal een plausibele verklaring moeten geven voor deze afwijkende verklaring, omdat deze afwijking in beginsel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden 1 januari 2001 heeft aangehouden als de geboortedatum van eiser. Gebleken is dat eiser in Italië met deze geboortedatum geregistreerd staat. Eiser heeft over deze leeftijdsregistratie tijdens verschillende gehoren verklaard dat er geen tolk aanwezig was, dat de Italiaanse autoriteiten maar iets hebben opgeschreven en dat eiser het niet zelf niet meer kan herinneren. Verweerder heeft deze verklaringen van eiser niet ten onrechte ontoereikend bevonden. In zijn zienswijze heeft eiser, anders dan in zijn verklaringen, aangegeven dat de Italiaanse autoriteiten zijn leeftijd op basis van een schouw en een schatting hebben geregistreerd. Dit heeft verweerder terecht als tegenstrijdig aangemerkt. Naast de leeftijdsregistratie in Italië heeft verweerder ook op grond van andere feiten en omstandigheden als geboortedatum van eiser 1 januari 2001 aangehouden. Zo heeft verweerder bij deze beoordeling ook betrokken dat het door eiser overgelegde vaccinatieboekje door Bureau Documenten is beoordeeld als ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd opgemaakt en afgegeven’. Hoewel dit document geen bevestiging van de door verweerder gestelde meerderjarigheid bevat, mag de uitkomst van het onderzoek wel worden betrokken bij de vraag of verweerder het vermoeden van minderjarigheid heeft ontzenuwd. In dat verband heeft verweerder terecht gesteld dat het feit dat hij een document heeft overgelegd dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven in het nadeel van eiser pleit. Ook de overige documenten die eiser heeft overgelegd, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten nu dit geen originele, identificerende documenten zijn. Verder heeft verweerder betrokken dat eiser tijdens de zitting bij de rechtbank op 11 november 2022 en het aanmeldgehoor Dublin heeft verklaard dat hij is geboren op [datum 2] 2006, terwijl hij anderzijds heeft verklaard dat hij op [datum 1] 2006 is geboren. Gelet op al de bovenstaande omstandigheden heeft verweerder het vermoeden van minderjarigheid voldoende gemotiveerd ontzenuwd.
Geloofwaardigheid van de identiteit, nationaliteit en herkomst
7. Zoals de rechtbank onder overweging 6 heeft overwogen, heeft verweerder niet ten onrechte de door eiser gestelde minderjarige leeftijd niet gevolgd en de door eiser overgelegde documenten ter staving van zijn leeftijd en identiteit onvoldoende geacht. In het kader van de geloofwaardigheid van de identiteit van eiser heeft verweerder verder niet ten onrechte overwogen dat eiser zonder verschoonbare reden onvoldoende documenten heeft overgelegd. Verweerder heeft daarbij gewezen op een identiteitskaart en een schoolpas die eiser zou moeten kunnen overleggen. Daarnaast heeft verweerder er ook terecht op gewezen dat eiser in Italië een andere naam heeft opgegeven (Berhani Rosom). Bij de AVIM (Risom Brahe Gerbemeskel) en tijdens het aanmeldgehoor Dublin (Berhane Russom Gebremeskel) heeft eiser nog twee andere namen opgegeven. De stelling van eiser dat zijn namenreeks niet altijd juist wordt opgeschreven en dat dit ten onrechte wordt aangemerkt als aliassen, heeft verweerder geen toereikende verklaring hoeven vinden. Verweerder heeft terecht gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van eiser bij een correcte registratie van zijn gegevens.
8. Ten aanzien van eisers herkomst heeft verweerder kunnen overwegen dat de omstandigheid dat eiser Tigrinja spreekt onvoldoende is om een herkomst uit Eritrea aannemelijk te achten, omdat deze taal ook buiten Eritrea wordt gesproken. Ook heeft verweerder terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn taalbeheersing, nu hij tijdens het aanmeldgehoor AMV heeft verklaard geen andere taal dan Tigrinja te beheersen en bij de AVIM heeft verklaard ook Amhaars te spreken. Dat eiser stelt dat Amhaars niet zijn moedertaal is, maar dat hij deze taal heeft geleerd door televisie te kijken, is onvoldoende om de gestelde Eritrese herkomst alsnog aannemelijk te achten.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eisers identiteit, nationaliteit en herkomst
niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht.
10. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat een asielmotief slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling en dat een verdere beoordeling van het asielrelaas niet kan worden verricht wanneer de vreemdeling deze elementen niet aannemelijk heeft gemaakt.Verweerder heeft in het geval van eiser een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas dan ook achterwege kunnen laten.
11. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser hem heeft misleid over zijn identiteit. Verweerder heeft de asielaanvraag dan ook kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.