ECLI:NL:RBDHA:2025:7271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
NL23.31726
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Afghaanse vreemdeling met geschil over minder-/meerderjarigheid en geboortedatum

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2025, wordt het beroep van een Afghaanse vreemdeling beoordeeld die stelt minderjarig te zijn en een asielaanvraag heeft ingediend. De vreemdeling, eiser, heeft op 30 januari 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, waarbij hij een geboortedatum in 2005 heeft opgegeven. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft echter de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling, en daarbij de vreemdeling als meerderjarig heeft aangemerkt op basis van eerdere verklaringen in Italië. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen leeftijdsschouw heeft uitgevoerd en dat de vreemdeling plausibel heeft verklaard waarom hij in Italië een andere geboortedatum heeft opgegeven. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en stelt de geboortedatum van eiser vast op [geboortedag] 2005. De rechtbank oordeelt dat verweerder binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31726

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door verweerder bij zijn asielvergunning geregistreerde geboortedatum.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. [naam] als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2005 en de Afghaanse nationaliteit te hebben. Eiser stelt dan ook minderjarig te zijn geweest ten tijde van zijn asielaanvraag en dat de door verweerder geregistreerde geboortedatum niet juist is.
4. Eiser heeft op 30 januari 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend en daarbij [geboortedag] 2005 als geboortedatum opgegeven. Verweerder heeft bij besluit van 18 mei 2021 de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Verweerder is daarbij niet uitgegaan van eisers gestelde minderjarigheid, omdat eiser in Italië heeft verklaard meerderjarig te zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard [1] , omdat verweerder geen leeftijdsschouw heeft gedaan voorafgaand aan het onderzoek naar de leeftijdsregistratie van eiser in Italië. De rechtbank heeft verweerder opgedragen eiser een leeftijdsonderzoek aan te bieden of eiser op te nemen in de nationale asielprocedure. De hoogste bestuursrechter heeft het hoger beroep van verweerder niet-ontvankelijk verklaard [2] , omdat verweerder eiser heeft opgenomen in de nationale asielprocedure. Op 6 oktober 2023 heeft hij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 februari 2024 de aanvraag ingewilligd [3] en is daarbij uitgegaan van 1 januari 2001 als geboortedatum van eiser.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser betoogt dat verweerder van een onjuiste geboortedatum is uitgegaan en hem ten onrechte als meerderjarig heeft aangemerkt ten tijde van zijn asielaanvraag. Hij is geboren op [geboortedag] 2005 en was dus ten tijde van zijn asielaanvraag minderjarig. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom aan de leeftijdsregistratie in Italië meer gewicht moet worden toegekend dan aan de leeftijdsschouw door de AVIM en IND in combinatie met zijn eigen verklaring. Eiser heeft belang heeft bij een juiste registratie van zijn geboortedatum in verband met de mogelijkheden tot gezinshereniging.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe en waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
7. De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraak van 9 oktober 2024 [4] overwogen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is bij de leeftijdsbeoordeling van vreemdelingen. Dit betekent dat verweerder niet langer in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat van de Europese Unie. In de uitspraak 24 december 2024 [5] heeft de hoogste bestuursrechter hieromtrent nader overwogen dat dit niet betekent dat geen gewicht toekomt aan een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling. Verweerder zal de leeftijd van een vreemdeling namelijk moeten beoordelen met toepassing van het nationale bestuursrechtelijke bewijsrecht, met inachtneming van wat daarover aanvullend in het Unierecht is bepaald. Daarbij zal verweerder steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. Ook zal hij alle feiten en omstandigheden moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling die stelt minderjarig te zijn. Verweerder moet uitgaan van het vermoeden dat een vreemdeling minderjarig is, als die vreemdeling dat stelt en verweerder daaraan twijfelt. Het is dan aan verweerder om dat vermoeden van minderjarigheid te ontzenuwen. Hij zal dan nader onderzoek moeten doen, eventueel in samenwerking met andere lidstaten. Als hij na dat onderzoek toch tot de conclusie komt dat de twijfel over de minderjarigheid is weggenomen en hij ervan uitgaat dat de vreemdeling meerderjarig is, dan zal hij dat moeten motiveren.
8. Eiser heeft bij aankomst in Nederland gesteld minderjarig te zijn en geboren te zijn op [geboortedag] 2005. Omdat eiser zijn minderjarigheid niet heeft kunnen aantonen met bewijsmiddelen, heeft er een leeftijdsschouw plaatsgevonden. Deze leeftijdsschouw vindt plaats op basis van het uiterlijk, het gedrag en de verklaringen van eiser. [6] Twee medewerkers van de AVIM waren unaniem van oordeel dat eiser minderjarig was. Bij verweerder bestond hierover twijfel. Uit het verslag van het aanmeldgehoor blijkt dat deze twijfel onder andere gelegen was in het uiterlijk van eiser en zijn verklaringen over zijn geboortedatum, schoolgang en de meerderjarige leeftijd die hij in Italië heeft opgegeven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende zorgvuldig heeft vastgesteld dat er sprake is van twijfel over de minderjarigheid van eiser, zodat verweerder nader onderzoek mocht doen.
9. Uit het onderzoek van verweerder naar de leeftijd waarmee eiser geregistreerd staat in Italië is gebleken dat eiser in Italië als meerderjarig staat geregistreerd. Niet in geschil is dat deze registratie enkel gebaseerd is op de verklaring van eiser. Volgens eiser heeft hij de verkeerde geboortedatum genoemd omdat hij wilde doorreizen naar een ander land. Zijn minderjarigheid stond hieraan in de weg en daarom heeft hij een meerderjarige leeftijd opgegeven. De rechtbank vindt deze verklaring net als verweerder plausibel. Nu eiser in Nederland heeft verklaard dat hij minderjarig is en in Italië heeft verklaard meerderjarig te zijn en voor deze discrepantie een plausibele verklaring heeft gegeven moet verweerder met meer bewijs komen om de minderjarigheid te ontzenuwen.
10. Verweerder heeft daarbij verwezen naar het rapport van Bureau Documenten waarin een door eiser overgelegde tazkera is onderzocht. Hieruit blijkt weliswaar dat de tazkera van eiser hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en/of afgegeven, zodat eiser hiermee niet zijn minderjarigheid kan aantonen, maar hieruit blijkt evenmin iets over de mogelijke meerderjarigheid van eiser. Derhalve kan dit document, anders dan verweerder meent, niet bijdragen aan het ontzenuwen van de minderjarigheid.
11. Voorts is de rechtbank van oordeel dat eiser bij de AVIM en tijdens al zijn gehoren altijd consistent en gedetailleerd heeft verklaard over zijn geboortedatum. Ook zijn verklaringen over zijn schoolgang, komen – anders dan verweerder meent – overeen met zijn minderjarige geboortedatum. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat de AVIM bij de leeftijdsschouw zonder twijfel heeft geconcludeerd dat eiser minderjarig is.
12. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder het vermoeden van minderjarigheid niet op overtuigende wijze heeft weggenomen en ten onrechte is uitgegaan van de geboortedatum 1 januari 2001.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien gelet op het tijdsverloop sinds de asielaanvraag en gelet op het feit dat de geboortedatum van eiser het enige geschilpunt is tussen partijen. De opdracht van de bestuursrechter is ingevolge de Algemene wet bestuursrecht om geschillen zoveel mogelijk finaal te beslechten en deze opdracht geldt dus ook voor vreemdelingenrechters. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder een nieuw besluit moet nemen, waarin als geboortedatum [geboortedag] 2005 staat vermeld. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van zes weken.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,-. [7]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor wat betreft de vermelde geboortedatum van eiser;
- stelt de geboortedatum van eiser vast op [geboortedag] 2005 en bepaalt dat verweerder binnen zes weken een nieuwe besluit moet nemen, waarin deze geboortedatum is vermeld;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 september 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:16528.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2390.
3.Zie artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
6.Werkinstructie 2025/1 over leeftijdsbepaling.
7.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.