ECLI:NL:RBDHA:2025:16146
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het besluit tot niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op 8 augustus 2025, met als reden dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft op 4 juni 2025 een verzoek om terugname bij Zwitserland ingediend, dat op 10 juni 2025 is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat er aanwijzingen zijn dat hij in Zwitserland geen eerlijk proces zal krijgen, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de minister er op basis van dit beginsel op mag vertrouwen dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft geen concrete informatie overgelegd die zijn stellingen ondersteunt. De rechtbank wijst ook de argumenten van eiser over racisme en discriminatie in Zwitserland af, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer te maken zal krijgen met dergelijke problemen. De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser kan worden overgedragen aan Zwitserland, zonder vergoeding van proceskosten.