ECLI:NL:RBDHA:2025:16430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
NL25.15520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig genomen beslissing over asielaanvraag, beroep gegrond

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag op 27 juli 2023 heeft ontvangen en dat hij uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen. De minister heeft deze termijn echter met negen maanden verlengd, wat aanleiding gaf tot de ingebrekestelling door eiseres op 6 maart 2025. De rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling tijdig was, ongeacht de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden en legt de minister een termijn van acht weken op om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank verbindt aan deze uitspraak een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50, omdat eiseres juridische bijstand heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.

De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 5 augustus 2025. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldige en tijdige besluitvorming in asielzaken.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.15520
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. L. Sinoo),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister
niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt een zitting niet nodig en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.¹
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.²

Is het beroep van eiseres gegrond?

3. De minister heeft de aanvraag op 27 juli 2023 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De minister heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/3 met negen maanden verlengd. Eiseres heeft de minister op 6 maart 2025 in gebreke gesteld. Dat is hoe dan ook tijdig geweest, ongeacht de vraag over de rechtmatigheid van WBV 2023/3.³ Eiseres heeft meer dan twee weken na de
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Zie ECLI:EU:C:2025:326.
ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
4. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.⁴
5. De rechtbank stelt vast dat de termijn van 21 maanden⁵ waarbinnen de minister de asielaanvraag van eiseres moet hebben behandeld, is overschreden. De rechtbank overweegt dat de termijn van 21 maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere beslistermijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.⁶ De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt.
6. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor de minister om binnen deze termijn op zorgvuldige wijze een besluit te nemen. Omdat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere nadere beslistermijn op dan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) met het 8+8-wekenmodel heeft ontwikkeld in haar uitspraak van 8 juli 2020⁷.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
7. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet naleven daarvan een dwangsom.⁸ In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet)⁹ was bepaald dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ABRvS heeft echter in haar uitspraak van 30 november 2022¹⁰ geoordeeld dat deze bepaling uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend was. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de minister wél opdraagt om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en dat de bestuursrechter aan het niet naleven door de minister een dwangsom verbindt.
8. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.¹¹ De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister
4 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
5 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
6 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
9 De Tijdelijke wet was van kracht van 11 juli 2021 tot 15 april 2025 en is op deze zaak nog van toepassing.
11 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
S.J. Simorangkir, griffier.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 augustus 2025

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.