ECLI:NL:RBDHA:2025:16455
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij hun referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling.
Eisers hebben hun aanvraag op 15 augustus 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 13 februari 2024 een besluit had moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, hebben eisers de minister op 17 april 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 2 mei 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50. Deze uitspraak is gedaan op 3 september 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, en is openbaar gemaakt.