Op 5 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. M.B. van den Toorn-Volkers, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is overschreden. Hierdoor heeft de rechtbank verweerder, de minister van Asiel en Migratie, opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens is er een rechterlijke dwangsom van € 100 per dag opgelegd, met een maximum van € 15.000, voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de wettelijke vereisten voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en de voorwaarden waaronder een dwangsom kan worden opgelegd. De uitspraak is gebaseerd op verschillende artikelen van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht, en verwijst naar eerdere uitspraken ter ondersteuning van de genomen beslissing.