ECLI:NL:RBDHA:2025:16545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
NL25.40226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

Op 5 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was eerder op 26 mei 2025 opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had deze maatregel eerder al getoetst in uitspraken van 27 mei en 17 juni 2025. De minister had de rechtbank op 22 augustus 2025 geïnformeerd over het voortduren van de bewaring, wat gelijkgesteld werd met een beroep van eiser. Na het sluiten van het vooronderzoek op 29 augustus 2025, heeft de rechtbank besloten de zaak niet op zitting te behandelen.

De rechtbank heeft het toetsingskader vastgesteld en beoordeeld of het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 13 juni 2025 rechtmatig was. Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank concludeert dat er geen gronden zijn om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het voortduren van de maatregel niet langer zijn voldaan. Daarom is het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. De minister is niet verplicht de proceskosten van eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.40226

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

1. De minister heeft op 26 mei 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste
beroep heeft zij beslist met haar uitspraak van 27 mei 2025. [1] Op het tweede beroep heeft zij beslist met haar uitspraak van 17 juni 2025. [2]
1.2.
De minister heeft de rechtbank op 22 augustus 2025 van het voortduren van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep.
1.3.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 29 augustus 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting zal worden behandeld. [3]

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
2. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2.1.
Uit de uitspraak van 17 juni 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of het voortduren van de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 13 juni 2025) rechtmatig is.
Ambtshalve toetsing
3. Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank ziet in de door de minister verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het voortduren van deze maatregel niet (langer) is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 27 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:9441.
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 17 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:16217.
3.Dit is mogelijk op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000.
4.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.