In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag van 13 januari 2024. De minister heeft op 17 juni 2025 alsnog een besluit genomen, waartegen eiseres een apart beroep heeft ingesteld onder zaaknummer NL25.29928. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. Eiseres heeft de minister na het verstrijken van de termijn verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, wat heeft geleid tot het indienen van het beroep. De rechtbank oordeelt dat, omdat de minister alsnog een besluit heeft genomen, er geen aanleiding is om te bepalen dat de minister opnieuw een besluit op de aanvraag moet nemen. Het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister geen bestuurlijke dwangsom hoeft te betalen, aangezien de minister heeft voldaan aan het verzoek van eiseres door alsnog te beslissen. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 453,50, die de minister moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.