Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
NL22.18824NL22.4358
[naam], V-nummer: [nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)
de minister van Asiel en Migratie, de minister
Samenvatting
Procesverloop
NL22.18824NL22.4358.
Het bestreden besluit
Beoordeling door de rechtbank
4.7. In het BMA-protocol van 2023 is toegelicht dat het BMA adviseert om geen beslissingen te nemen op basis van een medisch advies ouder dan zes maanden, omdat de medische situatie van de vreemdeling in die tijd gewijzigd kan zijn. Wanneer echter binnen of na deze periode wordt aangetoond dat de medische situatie ongewijzigd is, adviseert het BMA geen nieuw adviesverzoek in te dienen en behoudt het advies zijn geldigheid. Hoewel tussen het BMA-advies van 4 juli 2024 en het bestreden besluit van 26 maart 2025 een periode van ruim acht maanden zit volgt uit het BMA-protocol niet dat een advies van ouder dan zes maanden uitsluitend vanwege het verstrijken van de tijd niet meer ten grondslag mag worden gelegd aan een besluit. Niet is gebleken van een gewijzigde situatie waaruit moet worden geconcludeerd dat niet langer van het BMA-advies van 4 juli 2024 kan worden uitgegaan. De rechtbank gaat niet mee in het betoog van eiser dat de minister het advies niet aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat de intensiteit van de zorg die eiser ontvangt is afgeschaald. Dit staat haaks op eisers niet onderbouwde stelling dat eisers situatie verslechterd is.
4.9. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheid een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt en dat de medische zorg, als deze beschikbaar is, in zijn geval niet feitelijk toegankelijk is. Dit betekent dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken wat de kosten van de behandeling zijn in het land van herkomst of land van terugkeer. Vervolgens is het aan de vreemdeling, als hij stelt dat de behandeling om financiële of andere redenen voor hem feitelijk niet toegankelijk is, om dat aannemelijk te maken. Als de vreemdeling aan deze bewijsmaatstaf heeft voldaan, dan is het aan de minister om de twijfel over een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen. [3] Het is allereerst aan eiser om inzicht te geven in de daadwerkelijke kosten van zijn medische behandeling in Guinee. Eiser heeft geen enkel stuk overgelegd waarmee hij onderbouwt wat de kosten van zijn medicatie in Guinee zijn. Eiser heeft ook geen inzicht gegeven in zijn persoonlijke financiële situatie. De minister heeft dan ook terecht gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische zorg voor hem niet toegankelijk is. De minister is hier in het bestreden besluit reeds gemotiveerd op ingegaan. Uit het arrest Paposhvili (ECLI:C:ECHR:2016:1213JUD00417381), later in Savran, volgt dat aan de eerste stap onder Paposhvili moet zijn voldaan, voordat het aan het gastland is om de gevolgen van de uitzetting te onderzoeken. Eiser moet bewijzen dat er zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat hij het risico loopt te worden blootgesteld aan serieuze, snelle en onomkeerbare achteruitgang in zijn gezondheid resulterend in intens lijden of significante terugval in levensverwachting. Pas als hier sprake van is en de hoge drempel van artikel 3 EVRM is gehaald, wordt toegekomen aan de tweede stap: de verplichtingen van het gastland. Arrest X heeft niet geleid tot een wijziging in deze bewijslastverdeling. Eiser heeft niet voldaan aan zijn bewijslast. Overigens is door het BMA nu wel geadviseerd om eiser fysiek over te dragen, zodat de impact van de daadwerkelijke uitzetting wel degelijk is beoordeeld. Er wordt ook door de minister geen ‘clear proof’ verwacht, maar van eiser mag wel worden verwacht dat hij niet alleen twijfel zaait maar ook aannemelijk maakt dat de zorg voor hem niet feitelijk toegankelijk is. De verwijzing naar algemene bronnen is onvoldoende.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.