ECLI:NL:RBDHA:2025:16733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
NL25.21882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige door de minister van Asiel en Migratie

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiser niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en hij niet van dat vereiste kan worden vrijgesteld. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van deze beroepsgronden.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag in stand kan blijven, omdat het mvv-vereiste niet in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft. De minister heeft de aanvraag van eiser afgewezen met een besluit van 29 augustus 2023, en het bezwaar van eiser is bij het bestreden besluit van 6 mei 2025 eveneens afgewezen.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig achtte en heeft het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepsgronden van eiser overeenkomen met eerdere gronden die in andere procedures zijn besproken. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en komt tot de conclusie dat ook het beroep van eiser ongegrond is. De afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning blijft dus in stand, en de minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21882

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige. De minister heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en hij niet van dat vereiste kan worden vrijgesteld. Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de aanvraag in stand kan blijven, omdat het toepassen van het vereiste om in het bezit te zijn van een machtiging tot voorlopig verblijf (het mvv-vereiste) niet in strijd is met het Turks associatierecht. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop van deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf overweging 3. Aan het einde van de uitspraak staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. De minister heeft de aanvraag van eiser met het besluit van 29 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 mei 2025 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

3. In deze procedure gaat het om de vraag of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser, een Turks onderdaan die een aanvraag voor arbeid in loondienst heeft ingediend. Volgens eiser is dat in strijd met het Turks associatierecht.
3.1.
De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft in een uitspraak van 1 november 2024 een beroep tegen het toepassen van het mvv-vereiste als zelfstandige afwijzingsgrond bij Turkse onderdanen ongegrond verklaard. [2]
3.2.
Eiser heeft in zijn beroepschrift toegelicht waarom hij het niet eens is met die uitspraak en waarom het tegenwerpen van het zelfstandige mvv-vereiste volgens hem niet is toegestaan.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgronden overeenkomen met de gronden die de gemachtigde van eiser in andere procedures naar voren heeft gebracht. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft die gronden besproken in een uitspraak van 9 april 2025, waarin is geoordeeld dat er geen aanleiding is om af te wijken van de uitspraak van 1 november 2024. [3] Aangezien de gronden van eiser identiek zijn, komt de rechtbank onder verwijzing naar die uitspraak van 9 april 2025 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2025 [4] tot het oordeel dat ook eisers beroep ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 1 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18071.
3.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 9 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:5861.
4.ABRvS 1 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2935.