ECLI:NL:RBDHA:2025:16733
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige door de minister van Asiel en Migratie
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiser niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en hij niet van dat vereiste kan worden vrijgesteld. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van deze beroepsgronden.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag in stand kan blijven, omdat het mvv-vereiste niet in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft. De minister heeft de aanvraag van eiser afgewezen met een besluit van 29 augustus 2023, en het bezwaar van eiser is bij het bestreden besluit van 6 mei 2025 eveneens afgewezen.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig achtte en heeft het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepsgronden van eiser overeenkomen met eerdere gronden die in andere procedures zijn besproken. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en komt tot de conclusie dat ook het beroep van eiser ongegrond is. De afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning blijft dus in stand, en de minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.