In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 september 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 3 maart 2024. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. Eiser heeft de minister na het verstrijken van de termijn verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het '8+8 wekenmodel'. Dit houdt in dat de minister binnen zestien weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door de overheid in asielzaken en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen. De rechtbank heeft de minister in deze zaak dus niet alleen verplicht om een besluit te nemen, maar ook om de financiële gevolgen van het niet tijdig beslissen te dragen.