ECLI:NL:RBDHA:2025:16820
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking van verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 september 2025, wordt het verzoek van de verzoeker om een proceskostenveroordeling tegen de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De verzoeker had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar trok dit verzoek in nadat de minister op 28 februari 2025 het bestreden besluit had ingetrokken. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om de minister in de proceskosten te veroordelen, wat de voorzieningenrechter op 1 maart 2025 en 2 september 2025 aan de minister ter reactie voorlegde. De minister heeft echter niet gereageerd op het verzoek.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de minister aan het verzoek van de verzoeker is tegemoetgekomen door het terugkeerbesluit van 12 november 2025 op te heffen. Dit betekent dat de verzoeker een reden had om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De proceskosten worden berekend op basis van de proceshandeling die de gemachtigde van de verzoeker heeft verricht, wat resulteert in een totaalbedrag van € 907,- dat de minister moet vergoeden.
De voorzieningenrechter concludeert dat de minister veroordeeld wordt tot betaling van dit bedrag aan de verzoeker. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan met toepassing van relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).