Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam],
[naam],
[naam],
de minister van Asiel en Migratie, de minister,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
23 september 2025 de gevraagde informatie aan te leveren. Als eisers hebben gereageerd op het herstelverzuim, wil de minister referent mogelijk horen. De minister kijkt vervolgens na dit gehoor of hij nader onderzoek nodig vindt.
15 april 2025 [10] en een geldige ingebrekestelling is ingediend voor 15 april 2025. Een gedeeltelijke bestuurlijke dwangsom is slechts verbeurd in de situatie waarin sprake is van een geldige ingebrekestelling voor 15 april 2025 en waarin na 15 april 2025, maar binnen 42 dagen nadat 14 dagen zijn verstreken na indiening van de in gebrekestelling, alsnog een besluit is genomen. In de situatie dat de ingebrekestelling dateert van na 15 april 2025, is de minister geen bestuurlijke dwangsom meer verschuldigd.
Conclusie en gevolgen
acht weken een besluit moet nemen op de aanvraag, tenzij de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken een besluit nemen op de aanvraag. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eisers een dwangsom verschuldigd. De minister moet ook een bestuurlijke dwangsom aan eisers betalen.
Beslissing
- verklaart het beroep ten aanzien van eiseres Safi Camara niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep ten aanzien van de overige eisers gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de minister op binnen acht weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tenzij de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken na bekendmaking van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken;
- bepaalt dat de minister aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de hoogte van de door de minister aan eisers gezamenlijk verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers gezamenlijk tot een bedrag van € 1.814,-.