ECLI:NL:RBDHA:2025:16924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
NL25.23374
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

Op 15 april 2022 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 2 april 2024 kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 23 oktober 2024 door de rechtbank Zwolle gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag. Eiseres heeft de minister op 8 mei 2025 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen. Op 23 mei 2025 heeft eiseres beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft in deze uitspraak zonder zitting beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in beginsel binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen, en dat deze termijn is verstreken. Eiseres heeft de minister gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister moet binnen acht weken na de uitspraak een besluit nemen op de aanvraag, anders is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op € 453,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23374

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Op 15 april 2022 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Met het besluit van
2 april 2024 heeft de minister de aanvraag van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep (NL24.15251) ingesteld. Bij uitspraak van 23 oktober 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
1.1.
Met de brief van 8 mei 2025 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Op 23 mei 2025 heeft eiseres beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag. In deze uitspraak beslist de rechtbank op dit beroep.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. De minister moet in beginsel uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] Deze termijn geldt ook voor de bij uitspraak van 23 oktober 2024 door de rechtbank aan de minister gegeven opdracht om opnieuw op de asielaanvraag van eiseres te beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken. [3] Eiseres heeft de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan en eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. [4]
3. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.

Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?

4. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. [5] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [6]
5. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [7] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Dit betekent dat de minister binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen, die begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [8]
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [9]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de minister acht weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eiseres een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eiseres gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [10]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
5.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
7.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
9.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
10.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.