In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 september 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 17 december 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. Eiser heeft de minister na het verstrijken van de termijn verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het '8+8 wekenmodel'. De rechtbank stelt dat in gevallen waarin de bovengrens van 21 maanden wordt overschreden, een kortere beslistermijn passend is. De minister moet binnen acht weken na het verstrijken van de termijn van 21 maanden, dus uiterlijk op 12 november 2025, een besluit nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en de minister is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.