ECLI:NL:RBDHA:2025:17342
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke terugkeerbesluit van een Marokkaanse vreemdeling
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De verzoeker, een Marokkaanse vreemdeling, had een verzoek ingediend tegen een terugkeerbesluit van de Minister van Asiel en Migratie, dat hem opdraagt Nederland te verlaten. Het verzoek is ingediend in het kader van een beroep dat loopt tegen het terugkeerbesluit van 31 juli 2025. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen, omdat de minister bevoegd was om de facultatieve tijdelijke bescherming te beëindigen en er geen sprake is van een evident onrechtmatig terugkeerbesluit. De voorzieningenrechter wijst erop dat de situatie van de verzoeker niet valt onder de bescherming die de Richtlijn Tijdelijke Bescherming biedt, en dat er geen redenen zijn om af te wijken van het terugkeerbesluit. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangenafweging in dit geval niet in het voordeel van de verzoeker uitvalt, en dat er geen aanleiding is om de minister te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.