ECLI:NL:RBDHA:2025:17387
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke beroep van een Algerijnse vreemdeling tegen de beëindiging van tijdelijke bescherming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 22 september 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De zaak betreft een Algerijnse vreemdeling die in beroep is gegaan tegen een brief van de minister van Asiel en Migratie, waarin de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming werd aangekondigd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de brief van de minister geen nieuw besluit inhoudt, maar slechts informatieve aard heeft over de gevolgen van de beëindiging van de tijdelijke bescherming. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtsgevolgen uit de brief voortvloeien die beroep mogelijk maken. De rechtbank heeft eerder al een beroep van de vreemdeling tegen de beëindiging van de tijdelijke bescherming ongegrond verklaard en de asielaanvraag buiten behandeling gesteld. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat hij onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening eveneens niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van connexiteit. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.