11.1.De rechtbank beoordeelt hieronder de vraag of van eiseres mag worden verwacht dat zij een toestemmingsverklaring overlegt van de achterblijvende ouder. Uit rechtsoverweging 19 volgt dat van eiseres op goede gronden een toestemmingsverklaring wordt verlangd. Dit betekent dat de minister heeft mogen overwegen dat DNA-onderzoek nog niet in de rede ligt.
De toestemmingsverklaring
12. De rechtbank acht voor wat betreft de toestemmingsverklaring van belang hetgeen is opgenomen in paragraaf C2/4.1.2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Daarin is het volgende bepaald:
De IND verleent uitsluitend een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) als:
• De achterblijvende biologische ouder toestemming geeft voor het vertrek van het kind naar Nederland;
• De achterblijvende biologische ouder die het kind feitelijk verzorgt, en het kind derhalve niet ten laste van de referent komt, toestemming geeft voor het vertrek van het kind naar Nederland;
• De achterblijvende biologische ouder die het recht heeft om het kind te verzorgen en het kind derhalve niet ten laste van de referent komt, toestemming geeft voor het vertrek van het kind naar Nederland.
• De referent recente documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat het gezag over de kinderen is belegd bij een andere volwassene dan de achterblijvende biologische ouder én de gezaghebbende volwassene toestemming geeft voor het vertrek van het kind naar Nederland;
• De referent recente documenten heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de achterblijvende biologische ouder, dan wel de gezaghebbende volwassene, geen toestemmingsverklaring kan overleggen; of
• De referent aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen heeft verstrekt over de reden waarom de toestemmingsverklaring niet kan worden overgelegd, indien de referent het ontbreken van een toestemmingsverklaring niet met documenten kan onderbouwen.
13. Niet in geschil is dat er geen geldige toestemmingsverklaring van de vader van eiseres is overgelegd. Namens eiseres is aangevoerd dat ten onrechte geen waarde is gehecht aan de uitspraak van de Oegandese rechtbank waaruit blijkt dat referente het gezag over eiseres heeft en de bijbehorende legalisatie van deze verklaring.
14. De rechtbank constateert dat de minister de uitspraak van de Oegandese rechtbank en de legalisatie, die zijn overgelegd bij de huidige aanvraag, heeft laten onderzoeken door Bureau Documenten. Bureau Documenten heeft vastgesteld dat de opmaak en afgifte van de gerechtelijke uitspraak afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. De legalisatie komt wel overeen met het beschikbare referentie- en vergelijkingsmateriaal, maar Bureau Documenten gaat er gezien de afwijkingen in de gerechtelijke uitspraak vanuit dat deze frauduleus is verkregen.
15. De rechtbank overweegt dat een advies van Bureau Documenten een deskundigenadvies is aan de minister ten behoeve van de uitvoering van haar bevoegdheden. De minister mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat zij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Als een partij concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop, mag de minister niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt de minister aan de adviseur om een reactie op wat over het advies is aangevoerd.