ECLI:NL:RBDHA:2025:17520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
NL25.33724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Hazara man met problemen met de Taliban

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Afghaanse afkomst, heeft op 8 december 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, waarbij hij stelt problemen te ondervinden van de Taliban vanwege een getuigenverklaring die hij heeft afgelegd tegen leden van deze organisatie. Eiser is van Hazara etniciteit en vreest discriminatie en vervolging bij terugkeer naar Afghanistan. De minister van Asiel en Migratie heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de problemen met de Taliban niet geloofwaardig achtte. Eiser heeft wisselend verklaard over de momenten waarop hij de Talibanleden zou hebben gezien en heeft niet overtuigend aangetoond hoe deze mannen op de hoogte zijn geraakt van zijn getuigenverklaring. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn etniciteit en de gevolgen van zijn terugkeer naar Afghanistan, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond, en het beroep van eiser wordt verworpen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33724

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Procesverloop

Met het besluit van 16 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk, en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1986 en de Afghaanse nationaliteit te hebben. Op 8 december 2023 heeft hij in Nederland een asielaanvraag ingediend. Hieraan legt hij ten grondslag dat hij problemen heeft met de Taliban, omdat hij een getuigenverklaring heeft afgelegd tegen een aantal leden van de Taliban die zijn gearresteerd. Ook wordt hij gediscrimineerd vanwege zijn Hazara etniciteit.
2. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder vindt de problemen met de Taliban niet geloofwaardig. De aanleiding van de aangifte en de aanloop daarnaartoe wordt niet aannemelijk geacht. Hierbij is van belang dat eiser wisselend heeft verklaard over de momenten waarop hij de mannen tegen wie hij een getuigenverklaring heeft afgelegd, zou hebben gezien. Verder heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt hoe deze mannen op de hoogte zijn geraakt van het feit dat hij een getuigenverklaring heeft afgelegd. Tot slot wordt wel geloofwaardig geacht dat eiser gediscrimineerd wordt vanwege zijn etniciteit, maar niet dat hij hierdoor te vrezen heeft voor vervolging.
3. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over het aantal keren dat hij de mannen heeft gezien. Hij heeft met zijn verklaringen een toelichting gegeven op de context waarbinnen hij de mannen heeft gezien en geprobeerd duidelijk te maken dat sprake is geweest van tijdsverloop. Het aantal keer dat eiser de mannen heeft gezien, is daarbij niet van doorslaggevend belang. Kort na het afleggen van de getuigenverklaring zijn de Taliban aan de macht gekomen en zijn de mannen weer vrijgelaten. Eiser wordt gezien als tegenstander en wordt in verband gebracht met de voormalige regering. De Taliban hebben ook huiszoekingen gedaan. De mannen hebben eiser gezien en hebben in hun machtspositie ook toegang tot het politiedossier. Om die reden weten zij dat eiser een getuigenverklaring heeft afgelegd. Bovendien is eiser Hazara, sjiitisch moslim, muzikant. Hierbij verwijst hij naar een informatiebrief van VluchtelingenWerk Nederland van 2 januari 2025 en een rapport van de UN Assistance Mission in Afghanistan van juli 2025. Hij zal bij terugkeer ook worden gezien als verwesterd vanwege zijn kleding en haardracht. Daarbij komt dat eiser afkomstig is uit Iran en daarom niet gewend is aan de Afghaanse normen en verwachtingen. Hij spreekt bovendien een andere taal en heeft geen sociaal netwerk in Afghanistan. Eiser heeft bovendien een persoonlijk conflict met de Taliban. Hierbij verwijst eiser naar een aantal uitspraken van deze rechtbank. [1]
De rechtbank oordeelt als volgt.
Problemen met de Taliban
4. Verweerder heeft niet ten onrechte de problemen met de Taliban ongeloofwaardig geacht. Hierbij heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het aantal keer dat hij de mannen heeft gezien. Uit het nader gehoor blijkt immers dat hij aan de ene kant heeft verklaard dat de gestelde Talibanleden zijn gearresteerd op de dag dat Haji Hussein (de aangever) aan eiser heeft laten zien wie deze mannen waren. [2] Daarna heeft hij echter verklaard dat het niet op dezelfde dag is gebeurd. [3] Van eiser mag verwacht worden dat hij consistent verklaard over wanneer hij de mannen heeft gezien. De stelling van eiser dat hij de context wilde schetsen en dat het voor hem niet van doorslaggevend belang is, maakt dit niet anders.
5. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt hoe deze mannen op de hoogte zijn geraakt van zijn getuigenverklaring. De stelling dat zij in een machtspositie zitten en daarom toegang hebben tot het dossier is niet onderbouwd. Verder is niet onderbouwd dat de Taliban ook bij eiser een huiszoeking hebben gedaan of dat hij hierdoor problemen heeft ondervonden.
Vrees bij terugkeer
6. Verweerder heeft zich niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer risico loopt op ernstige schade. Uit de brief van VluchtelingenWerk Nederland en het rapport van de UN Assistance Mission in Afghanistan volgt niet dat eiser persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging vanwege zijn Hazara etniciteit of vanwege het zijn van sjiitisch moslim. Hij heeft bovendien zelf verklaard geen problemen te hebben ondervonden vanwege zijn etniciteit. [4] Verder is niet gebleken dat het maken van muziek voor eiser een fundamenteel onderdeel is van zijn identiteit of dat zijn westerse kledingstijl en haardracht een uiting zijn van een politieke en/of geloofsovertuiging. Gelet hierop mag verweerder van eiser verwachten dat hij zich bij terugkeer aanpast aan de geldende normen. Dat eiser uit Iran afkomstig is en daardoor met een accent praat en geen sociaal netwerk heeft leidt ook niet tot het oordeel dat hij daarom een reëel risico loopt. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser eerder een periode in Afghanistan verbleven en hierbij werk en een woning heeft gehad en toegang had tot de zorg als hij betaalde. Daarbij komt dat eiser zelf heeft verklaard dat hij vloeiend Dari spreekt. [5] Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het maken van muziek geen dermate fundamenteel onderdeel uitmaakt dat het verbieden daarvan gelijk staat aan vervolging. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte de vrees bij terugkeer niet aannemelijk geacht.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 september 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 12 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:21060, uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 8 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:5918; uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 19 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:19549 en 6 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8092.
2.Nader gehoor, pagina 15.
3.Pagina 16.
4.Nader gehoor, pagina 14.
5.Aanmeldgehoor, pagina 2.