In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 september 2025 uitspraak gedaan in het verzet van een opposante tegen een eerdere beslissing van de minister van Asiel en Migratie. De opposante had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk was op basis van de Dublinverordening. De rechtbank had het beroep van de opposante op 7 juli 2025 zonder zitting ongegrond verklaard, omdat er geen reden was om aan te nemen dat Spanje niet in staat zou zijn om de opposante adequaat op te vangen. In het verzet heeft de opposante een medisch dossier overgelegd, waarin haar medische problematiek wordt beschreven. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze informatie van belang is voor de beoordeling van de vraag of de overdracht naar Spanje zou leiden tot onevenredige hardheid voor de opposante. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet gegrond is, omdat de zaak ten onrechte zonder zitting is afgedaan. De uitspraak van 7 juli 2025 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet. De minister wordt veroordeeld in de proceskosten van de opposante, vastgesteld op € 907,-.