Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.Zwitserland heeft dit verzoek op 30 juli 2025 aanvaard.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 september 2025, wordt het beroep van een Libische eiser beoordeeld die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen zag door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank oordeelt dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser, die op 8 juli 2025 zijn aanvraag indiende, had eerder in Zwitserland een verzoek om internationale bescherming ingediend. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 10 september 2025, waarbij de eiser niet verschijnt, maar zijn gemachtigde wel. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af, omdat het de verantwoordelijkheid van de eiser en zijn gemachtigde is om ervoor te zorgen dat hij op de zitting verschijnt.
De rechtbank overweegt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Zwitserland een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. De rechtbank stelt vast dat de Zwitserse autoriteiten hun verdragsverplichtingen zullen nakomen en dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Zwitserland. De rechtbank concludeert dat de door de eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om aan te nemen dat de overdracht aan Zwitserland van onevenredige hardheid getuigt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en laat het bestreden besluit in stand, zonder vergoeding van proceskosten.