ECLI:NL:RBDHA:2025:1768

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL24.47834 en NL24.47835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Senegalese eiser afgewezen als kennelijk ongegrond, maar rechtbank oordeelt dat besluit onzorgvuldig is voorbereid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Senegalese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 19 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 1 december 2024 te horen dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 27 januari 2025. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag onzorgvuldig is voorbereid, omdat de eiser niet in de gelegenheid is gesteld om zich goed voor te bereiden op het gehoor met zijn advocaat. De rechtbank concludeert dat de minister van Asiel en Migratie ten onrechte heeft aangenomen dat Senegal een veilig land van herkomst is, en dat de identiteit van de eiser niet op de juiste wijze is beoordeeld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. De rechtbank kent de eiser een vergoeding van de proceskosten toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.47834 (beroep)
NL24.47835 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: drs. F. Gieskes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt de Senegalese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1987. Hij heeft op 19 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 1 december 2024 deze aanvraag in de grensprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar uitgevaardigd.
1.1.
De rechtbank heeft beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 27 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, V.M. Corzelle als tolk in de Franse taal en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Het beroep is dus gegrond. De rechtbank legt hieronder uit, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Feiten en omstandigheden
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij is gevlucht uit Senegal, wegens een overstroming en wegens armoede. Ook heeft eiser problemen ondervonden met de Senegalese regering. Hij is door de Senegalese autoriteiten mishandeld. Bij terugkeer naar Senegal vreest eiser voor zijn veiligheid.
Wat staat er in het bestreden besluit?
4. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft naar aanleiding van eisers asielrelaas zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst als element meegenomen in de besluitvorming.
4.1
Verweerder acht eisers nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Eisers identiteit acht verweerder echter ongeloofwaardig. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij geen onderzoek kan doen naar de echtheid van het Senegalese paspoort en daarmee naar eisers identiteit, omdat eiser zijn Senegalese paspoort moedwillig heeft verscheurd. Daarnaast heeft eiser wisselend verklaard over zijn geboortedatum.
4.2
Aangaande eisers nationaliteit en herkomst stelt verweerder zich verder op het standpunt dat Senegal een veilig land van herkomst is. Een uitzondering geldt voor lhbti en personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging, maar tot deze groepen behoort eiser niet. Dat eiser uit Senegal komt, is op zichzelf niet genoeg om aangemerkt te worden als vluchteling of om een risico op ernstige schade aan te nemen in de zin van artikel 3 van het EVRM. [1]
Heeft verweerder het besluit zorgvuldig voorbereid?
5. Eiser voert aan dat verweerder hem in de gelegenheid had moeten stellen om voorafgaand aan het gehoor 'veilig land van herkomst' een advocaat te raadplegen. Eiser heeft niet goed kunnen verklaren, omdat hij niet is voorbereid op het gehoor door zijn advocaat. Verweerder heeft, gelet hierop, het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid. Eiser beroept zich hierbij op Werkinstructie (WI) 2022/15 over de grensprocedure en op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 27 november 2024. [2]
5.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat als de aanvraag als kennelijk ongegrond wordt afgewezen, zoals in dit geval, verweerder geen toepassing hoeft te geven aan artikel 3.109 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Verweerder stelt zich op het standpunt dat in dit geval er twee redenen waren om de asielaanvraag als kennelijk ongegrond af te wijzen, namelijk twijfel over de identiteit van eiser en het feit dat hij afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Voorts wijst verweerder op paragrafen C1/2.2 en C1/2.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), waarin de werkwijze wordt beschreven bij afdoening van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond.
Juridisch kader
5.2
In artikel 3.109 van het Vb is bepaald in welke gevallen de IND de vreemdeling een rust- en voorbereidingstermijn dient te geven en wanneer daarvan kan worden afgezien. In het zevende lid van dit artikel is neergelegd dat, indien geen rust- en voorbereidingstermijn wordt gegeven, wordt gewaarborgd dat de vreemdeling op een passend moment voorafgaand aan de aanvang van het onderzoek in de gelegenheid wordt gesteld om te worden voorgelicht over het vervolg van de asielprocedure en om zich daarop en het nader gehoor voor te bereiden. Uit paragraaf C1/2.2 van de Vc volgt dat als de rust- en voorbereidingstermijn wordt onthouden, de voorbereiding op het nader gehoor geschiedt door een rechtsbijstandsverlener.
In artikel 3.109ca, eerste lid, aanhef en onder c, van het Vb is beschreven dat verweerder een asielaanvraag kennelijk ongegrond kan verklaren, als de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst. In dat geval is onder meer artikel 3.109 van het Vb niet van toepassing.
In Werkinstructie 2022/15 is de grensprocedure verder uitgewerkt. Daarin is op pagina 9 het volgende opgenomen:
“Spoor 2 kan worden toegepast in de grensprocedure (zie artikel 3.117, tiende lid, Vb). In artikel 3.109ca, eerste lid, Vb zijn de categorieën opgenomen die in spoor 2 afgedaan kunnen worden (asielzoekers afkomstig uit een veilig land van herkomst, asielzoekers die reeds asielbescherming genieten en EU-onderdanen). Toepassing van spoor 2 betekent dat geen RVT wordt geboden en de vreemdeling één gehoor krijgt. Voorafgaand aan het gehoor wordt de vreemdeling door VWN voorgelicht over de procedure en kan hij kennismaken/zich voorbereiden op het gehoor met de advocaat.”
Overwegingen rechtbank
5.3
De rechtbank leidt uit WI 2022/15, pagina 9, af dat ook als er toepassing wordt gegeven aan artikel 3.109ca van het Vb, de vreemdeling alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld om voorbereid te worden op de asielprocedure en het gehoor door een advocaat. Ter zitting heeft verweerder onvoldoende toegelicht hoe deze passage zich verhoudt tot artikel 3.109ca van het Vb en waarom verweerder hier geen toepassing aan heeft gegeven. Weliswaar is de werkinstructie geen wetgeving in formele zin, maar dit laat onverlet dat een werkinstructie is bedoeld om het beleid van verweerder op een correcte en eenduidige wijze uit te voeren. Het had op de weg van verweerder gelegen om hier gemotiveerd op in te gaan, omdat het hier om een procedurele waarborg gaat en de asielzoeker slechts één gehoor heeft in spoor 2. Dit heeft verweerder niet gedaan.
De verwijzing van verweerder naar de paragrafen in de Vc geeft evenmin duidelijkheid over de vraag of bij toepassing van artikel 3.109ca, eerste lid, aanhef en onder c van het Vb het recht op voorbereiding van een gehoor met een advocaat opzij mag worden gezet. Naar het oordeel van de rechtbank had de gehoormedewerker het gehoor moeten schorsen zodra zij ervan op de hoogte raakte dat eiser niet met zijn gemachtigde gesproken had voorafgaande aan het gehoor en had zij eiser de gelegenheid moeten geven om dat alsnog te doen, te meer omdat horen een essentieel onderdeel is van de asielprocedure. Daarbij heeft eiser ter zitting toegelicht dat hij zijn asielrelaas vollediger had kunnen vertellen, als hij het gehoor had voorbereid met zijn advocaat. In de zienswijze heeft eiser immers verteld dat hij niet alleen vanwege de economische situatie in Senegal is gevlucht, maar dat hij ook is gevlucht wegens problemen met de Senegalese regering. De Senegalese autoriteiten hem hebben mishandeld, zo heeft eiser verklaard. De rechtbank is aldus van oordeel dat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid.
De beroepsgrond slaagt.
Heeft verweerder eisers identiteit ongeloofwaardig mogen achten?
6. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom eisers nationaliteit en herkomst wel geloofwaardig is geacht, maar eisers identiteit niet. Daarom had verweerder eisers identiteit niet ongeloofwaardig mogen achten. Eiser voert hierbij aan dat verweerder aangaande eisers identiteit niet uit mocht gaan van het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee (KMAR), omdat de KMAR eisers geboortedatum verkeerd heeft genoteerd. Ook heeft de KMAR eiser gehoord zonder een tolk.
6.1
De rechtbank overweegt dat verweerder eisers herkomst en nationaliteit aannemelijk mocht vinden, maar eisers identiteit ongeloofwaardig mocht achten. Eiser heeft namelijk bij de KMAR een andere geboortedatum opgegeven dan tijdens het gehoor ‘veilig land van herkomst’. Verweerder kon eisers geboortedatum en daarmee eisers identiteit niet meer controleren, omdat eiser bij aankomst in Nederland moedwillig zijn paspoort had vernietigd. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal dat de communicatie tussen eiser en de KMAR verliep met behulp van een telefonische tolk Frans. [3] Verweerder mocht uitgaan van het proces-verbaal van de KMAR, omdat dit proces-verbaal op ambtseed is opgemaakt. Deze beroepsgrond faalt.
Is Senegal een veilig land van herkomst?
7. Eiser voert aan dat Senegal in zijn geval geen veilig land is. Eiser heeft immers met de huidige regering persoonlijk problemen ondervonden. Hij is ook door de autoriteiten mishandeld, wegens het tonen van zijn ongenoegen over de economische situatie in Senegal. Eiser voert aan dat hij bij uitzetting naar Senegal risico loopt om te worden onderworpen aan een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
7.1
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) heeft in een arrest van 4 oktober 2024 [4] geoordeeld dat een land niet als veilig land van herkomst mag worden aangemerkt, als een deel van het land niet aan de voorwaarden daarvoor voldoet. Deze rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 januari 2025 [5] geoordeeld dat Senegal ten onrechte als veilig land van herkomst is aangemerkt. Uit het arrest van het Hof leidt de rechtbank af dat het uitzonderen van groepen zich ook niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig in de zin van de Procedurerichtlijn. [6]
7.2
Eiser heeft in deze asielprocedure niet aangevoerd dat Senegal ten onrechte als veilig land van herkomst is aangemerkt. Eiser heeft alleen aangevoerd dat Senegal voor hem zelf geen veilig land is. De rechtbank heeft de vraag of Senegal kan gelden als veilig land van herkomst zelf voorafgaand aan de zitting opgeworpen, door te verwijzen naar voornoemde uitspraak van deze rechtbank. De verplichting daartoe leest de rechtbank in het antwoord van het Hof op de derde prejudiciële vraag in het arrest van 4 oktober 2024. Verweerder heeft ter zitting verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 8 januari 2025 [7] , die dezelfde strekking heeft als de uitspraak van deze rechtbank. Verweerder heeft verklaard dat er hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van zittingsplaats Roermond, het hoger beroepschrift bijgevoegd en onder verwijzing naar dat hoger beroepschrift gesteld dat in de zaak van eiser de juiste procedure is gevolgd.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder Senegal ten onrechte als veilig land van herkomst heeft aangemerkt. Het Hof wijst er in punt 68 van zijn arrest op dat uit de tekst en bijlage van de Procedurerichtlijn volgt dat de aanwijzing tot veilig land van herkomst alleen mogelijk is, als kan worden aangetoond dat er in het algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van daden van vervolging. Dat kan volgens de rechtbank dus niet worden aangetoond, als er wel daden van vervolging plaatsvinden ten aanzien van bepaalde delen van de bevolking. De rechtbank volgt verder de overwegingen in de uitspraak van deze rechtbank van 8 januari 2025, waaruit volgt dat het uitzonderen van groepen zich niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig in de zin van de Procedurerichtlijn. [8] Verweerder heeft Senegal aangewezen als veilig land van herkomst met uitzondering van onder andere lhbti’ers en heeft daarmee dus een deel van de bevolking uitgezonderd van die aanwijzing.
7.4
De rechtbank concludeert dan ook dat de aanwijzing van Senegal tot veilig land van herkomst zich niet verdraagt met de Procedurerichtlijn. De rechtbank verklaart artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 daarom onverbindend. Verweerder heeft Senegal als gevolg hiervan niet kunnen aanwijzen als veilig land van herkomst, heeft dus ten onrechte aangenomen dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en heeft zijn asielaanvraag ook ten onrechte in de versnelde procedure behandeld. Verweerder heeft eisers asielaanvraag ook ten onrechte als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Verweerder heeft het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid. Daarnaast heeft verweerder de aanvraag van eiser ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De andere beroepsgronden behoeven gelet daarop geen bespreking meer. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder, voor het nieuw te nemen besluit opnieuw een gehoor moet afnemen. Daarbij moet eiser in de gelegenheid worden gesteld om op een passend moment voorafgaand aan het onderzoek te worden voorgelicht over het vervolg van de asielprocedure en op het nader gehoor.
8.1
De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. Verweerder zal eiser daarbij opnieuw moeten horen. De rechtbank geeft verweerder zes weken voor het nemen van een nieuw besluit. De rechtbank acht een langere termijn niet nodig, omdat duidelijk is dat verweerder hoger beroep zal instellen.
8.2
Nu de rechtbank deze beslissing neemt over eisers beroep, is er geen aanleiding
meer om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek
daartoe dan ook af.
8.3
Eiser krijgt een vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt in beroep en in het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 1 december 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. van Beek, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan wat betreft de hoofdzaak een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
3.Proces-verbaal aanvraag asiel, pagina 7.
4.Arrest van het Hof van 4 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:841.
6.Richtlijn 2013/32/EU.
8.Zie 9 t/m 9.7.