ECLI:NL:RBDHA:2025:1770
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot medische noodsituatie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoekster, die een Iraakse nationaliteit heeft. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 9 december 2024 was genomen, waarin de minister de toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 ambtshalve had afgewezen en verzoekster geen uitstel van vertrek verleende. De verzoekster had op 18 december 2024 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat haar opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) op 8 januari 2025 zou worden beëindigd.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat verzoekster voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht, maar heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat de minister terecht had gesteld dat verzoekster in staat is om te reizen en dat de noodzakelijke medische behandeling in zowel Noord-Irak als Turkije beschikbaar is. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekster, die stelde dat er onvoldoende behandelmogelijkheden zijn en dat zij niet in staat is om haar medische gegevens over te dragen, niet gevolgd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen acute medische noodsituatie was die de voortzetting van de opvang rechtvaardigde.
De uitspraak benadrukt dat de minister niet gehouden is tot het verlenen van opvang in situaties die niet zijn voorzien in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoekster niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw, en dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de beëindiging van de opvang zou leiden tot een acute medische noodsituatie.